2.2.2
Inbedrijfstelling van WI-5000-T
De volgende beschrijving geldt voor de aanbouw aan een trekker met een driepunt hefinrichting:
1.
Controleer of de trekstangen van de hefinrichting van de trekker op gelijke hoogte staan.
2.
Koppel de driepunt weeginstallatie aan de categorie II/III driepunt hefinrichting van de trekker. Gebruik de
afstandsbussen om de trekstangen goed op te sluiten. Gebruik deugdelijke borgclips.
3.
Stel de topstang zo in dat de weeginstallatie tijdens het wegen zuiver verticaal staat.
4.
De zijdelingse speling van de weeginstallatie in de hefinrichting dient minimaal te zijn. Stel dat in met de
stabilisatoren van de hefinrichting.
5.
Bevestig het werktuig met de aanbouwdriehoek aan de weeginstallatie en vergrendel deze met de pen en de
borgveer.
Na de weeginstallatie kan de weegcomputer geplaatst worden:
1.
Monteer de weegcomputer met behulp van de montageplaat op een zodanige plaats dat de bestuurder van
de trekker de weegcomputer vanaf zijn bedieningsplaats goed zien en bedienen kan en niet verwarren kan
met andere bedieningsorganen.
2.
Sluit het 2-aderige snoer als volgt aan: de rode draad (+) moet aangesloten worden op een gezekerde
continue-stroomdraad. De zwarte draad (-)moet aangesloten worden op de massa. Zorg er bij het aansluiten
voor dat de koppelingen goed schoon en droog zijn.
Let op het juiste voltage van de trekker en de weegcomputer. De weegcomputer werkt op 12 Volt.
De sensordraad, vanaf de weeginstallatie naar de weegcomputer, moet op voldoende afstand van
spanningvoerende draden en dergelijke geplaatst worden om foutieve meetwaarden te voorkomen.
Ook zou dan de werking van de elektronisch geregelde hefinrichting ontregeld kunnen raken. Zelfs
mobiel bellen kan invloed hebben op de af te lezen meetwaarden van de weegcomputer.
De WIFO weeginstallatie is nu gereed voor gebruik.
10