7.6. Snel weggaan bij een reeds gedeeltelijk ingeschakeld systeem
Als deze functie is ingeschakeld, kan de gebruiker weggaan zonder het systeem eerst uit
te schakelen en daarna weer in te schakelen. De functie wordt geactiveerd door op de
toets DEEL te drukken terwijl het systeem ingeschakeld is en er geen vertragingstijd voor
toegang actief is. Hierdoor wordt de uitgangtijd gestart, het bedieningspaneel piept een-
maal en de gebruiker kan weggaan zonder het systeem uit te schakelen. Het systeem
keert terug naar de eerdere ingeschakelde toestand nadat de uitgangstijd is verstreken.
7.7. Snel overbruggen
Als "Snel Overbruggen" in uw systeem geprogrammeerd is, hoeft u geen gebruikerscode
in te voeren om zones uit te sluiten. De procedure voor snel overbruggen is als volgt:
+ [Zonenummer (1-8)]
Overbrugde zones zijn niet beveiligd als het systeem is ingeschakeld. Nadat de opdracht
tot overbrugging is geaccepteerd, geeft het bedieningspaneel één lange piep en knippe-
ren de uitgesloten zones langzaam.
7.8. Tijd en datum instellen
Om de tijd en de datum in te stellen dient u achtereenvolgend in te toetsen:
Uren
Minuten
#
3
+
+
+
Invoer: uren (01-23), minuten (00-59), maand (01-12), dag (01-31) en jaar (00-99).
Om uw invoer te bevestigen, klinkt er een piep na het instellen van elk onderdeel van de
tijd en de datum.
7.9. Deurbel functie
De bediendeelbuzzer kent een optionele functie waardoor het bedieningsdeel gaat pie-
pen als bepaalde zones (deuren, ramen, ruimtes, etc.) worden geopend of betreden ter-
wijl het de beveiligingsinstallatie uitgeschakeld is.
Alleen uw installateur kan één of meerdere zones programmeren voor de deurbelfunctie,
maar als deze eenmaal geprogrammeerd zijn, kunt u de buzzer wanneer u maar wenst
in- of uitschakelen.
Om de buzzer in of uit te schakelen toetst u achtereenvolgens in:
#
6
+
XL-20EU Gebruikershandleiding - Pagina 18
Maand
Dag
Jaar
+
+
+
8.
SYSTEEMTEST
Wij raden u aan om uw systeem regelmatig te testen middels de volgende procedure:
Neem voordat u het systeem gaat testen eerst contact op met uw meldkamer voordat u
deze test uitvoert. (Zie pagina 8 voor details)
1. Zet uw beveiligingssysteem aan.
2. Wacht totdat uw uitgangtijd is verstreken en activeer daarna het systeem door een
beveiligde zone te openen. (Bijvoorbeeld een raam of een deur.)
3. Controleer of het alarmsignaal (bel of sirene) afgaat. Als uw systeem is verbonden
met een meldkamer, geeft het bedieningspaneel een terugbelsignaal om te bevesti-
gen dat het signaal is ontvangen.
4. Schakel het beveiligingssysteem uit.
5. Bel de meldkamer om te melden dat u klaar bent met de test. Vraag de centralist van
de meldkamer (onder vermelding van uw klantnummer; zie pagina 8) of de
inschakeling, de alarmmelding en de uitschakeling correct door de meldkamer zijn
waargenomen.
8.1. Batterijtest
Wij raden u aan om de noodstroomaccu van de centrale eenmaal per maand te testen.
Om deze accu te testen, dient de volgende procedure te worden gevolgd:
1. Haal de stekker uit het stopcontact.
2. Controleer of het indicatielampje 220BAT op het bedieningspaneel uitgaat.
3. Activeer het alarm door de bovengenoemde Systeemtest uit te voeren. Denk eraan
om uw meldkamer op de hoogte te stellen alvorens u uw systeem gaat testen.
4. Steek de stekker weer terug in het stopcontact.
XL-20EU Gebruikershandleiding - Pagina 19