2.
VOOR DE
INSTALLATEUR
2.1
Installatievoorschriften
Het toestel mag alleen in een ruimte
geïnstalleerd worden indien die ruimte
voldoet aan de vereiste landelijke en
plaatselijke ventilatievoorschriften. De
opstellingsruimte moet vorstvrij zijn of
tegen vorst beveiligd zijn.
Ten opzichte van brandbare materialen
dienen de volgende afstanden in acht
genomen te worden:
Zijkant van het toestel
Achterkant van het toestel
Voorkant van het toestel
Trekonderbreker
en afvoerbuis
Bij hout- en kunststofvloeren dient het
toestel op een vuurvaste ondergrond
geplaatst te worden. Wanneer de
boiler in een gesloten ruimte zonder
vensters wordt geplaatst, dient voor
toevoer van voldoende verse lucht te
AOS 1002
12
worden gezorgd. Onvoldoende
luchttoevoer kan leiden tot brand,
explosie of verstikking. Raadpleeg de
landelijke en plaatselijke voorschriften.
2.2
De installatie dient te geschieden
overeenkomstig de algemeen en
plaatselijk geldende voorschriften van
gas- en waterleidingbedrijven en
brandweer, door een erkend installa-
teur.
2.2.1 Wateraansluiting
: 15 cm
De maximaal toegestane bedrijfsdruk
: 15 cm
van het toestel bedraagt 8 bar.
: 60 cm
Koudwaterzijdig moet het voorraad-
toestel van een afsluitkraan en een
goedgekeurde inlaatcombinatie
: 15 cm
rondom
voorzien zijn. Tevens moet er een
goedgekeurd reduceertoestel geplaatst
worden bij een waterleidingdruk van
meer dan 8 bar. De overdrukzijde van
de inlaatcombinatie moet op een open
waterafvoerleiding aangesloten
worden (zie afbeelding 4). Isolatie van
lange leidingen voorkomt onnodige
energieverspilling.
Installatie
Afb. 4 -
Aansluitschema
1)
Gaskraan
2)
Afsluiter
3)
T&P ventiel
4)
Terugslagklep
5)
Terugslagklep
6)
Circulatiepomp
7)
Aftapkraan
8)
Drukreduceer
9)
Overstortventiel
A )
Gastoevoer
B)
Warmwaterafvoer
C)
Koudwatertoevoer
D)
Aftappunt
11