2.5.3 Elektrische aansluiti ngsstappen
• Identi fi ceer de functi es die moeten worden verbonden en identi fi ceer de locati e van de kabelklem, zie
"2.5.2 Identi fi cati e van de functi es die moeten worden verbonden".
• Zorg ervoor dat de gebruikte kabels voldoen aan het huidige gebruik en de wett elijke beperkingen.
• Identi fi ceer aan de onderkant van de bedieningskast het ingangspunt van elke gewenste functi e:
pH = blauw
pH = blauw
Redox = geel
Onderaanzicht van een bedieningskast met geïnstalleerde module
• Leid de kabel door de bijbehorende wartel of doorboor het PVC (rubber) membraan met een geschikte
schroevendraaier.
• Identi fi ceer het klemmenblok voor de gewenste functi e met behulp van de identi fi cati ezones:
• Installeer een kabelklem (bijgeleverd) om de kabel mechanisch aan het chassis van de eenheid te
bevestigen, de locatie van de kabelklem is aangegeven, zie "2.5.2 Identificatie van de functies die moeten
worden verbonden".
• Als de fi ltrati epomp (één snelheid of variabele snelheid) is aangesloten op het elektrolysetoestel, moet
deze worden geaard met behulp van de speciale aardingsklem door een lip in de geschikte diameter voor
de kabel te krimpen (niet meegeleverd).
14
Laagspanningsdeel
Hoogspanningsdeel