ZigBee-status
Dit venster beschrijft de ZigBee-configuratie:
P A N : X X X X X
C H : X X / X X X X
M I D : X X X X
RSSI: indicatie van de sterkte van het ontvangstsignaal van de dichtstbijzijnde ZigBee in het systeem. L
l
= laag, M = medium, H = hoog;
(-) = geen signaal
PAN-ID: de PAN-ID van de ZigBee.
l
Ch.: het kanaal van de ZigBee-transceiver.
l
ID: de ID van de ZigBee-transceiver.
l
MID: de master ID van de centrale ZigBee-module (master); dit veld verschijnt alleen bij apparaten
l
met ZigBee-routermodules (slave) en na succesvolle koppeling met ZigBee. Als een ZigBee-module niet
is aangesloten, verschijnt een No ZigBee-melding in plaats van MID.
Wifi-status
Dit venster beschrijft de wifi-configuratie:
I P :
1 9 2 . 1 6 8 . 2 . 1 1 9
G W :
1 9 2 . 1 6 8 . 2 . 1
S S I D :
x x x x x x x x
R S S I :
< L / M / H / - >
IP: het adres dat door DHCP is verstrekt.
l
GW: het IP-adres van de gateway.
l
SSID: Service Set Identifier: De naam van een draadloos lokaal netwerk (WLAN). Alle draadloze
l
apparaten binnen een WLAN moeten dezelfde SSID hebben om met elkaar te kunnen communiceren.
RSSI: een indicatie van de sterkte van het ontvangstsignaal van het dichtstbijzijnde wifi-punt in het
l
SolarEdge systeem. L = laag, M = medium, H = hoog;
(-) = geen signaal
GSM-status
Als een GSM-modem is aangesloten, verschijnt dit venster in plaats van het serverstatusscherm:
S e r v e r : C e l l
S t a t u s :
M N O :
< x x x x x x x >
< E r r o r
Server: communicatie met het monitoring portaal van SolarEdge. Moet Cell (= mobiel) zijn.
l
Status: OK verschijnt als de omvormer met succes een fysieke verbinding met de modem heeft
l
gemaakt.
S_OK: de laatste communicatie met het monitoring portaal van SolarEdge was succesvol; dit
l
verschijnt wanneer de omvormer met het portaal is verbonden. Als S_OK niet verschijnt, raadpleeg
dan Statusschermen: bedrijfsmodus 14.
MNO: de naam van de provider van het mobiele netwerk.
l
SolarEdge-HD-Wave Omvormer Installatiehandleiding MAN-01-00339-1.0
R S S I : < L >
X X
< S _ O K >
< O K >
S i g : 5
m e s s a g e >
Hoofdstuk 6: De gebruikersinterface
39