6. Bediening
6.1 Riemlengte bepalen (fig. 1)
De riemlengte van de draagriem (4) zodanig afstellen dat de zuigbuis dicht over de
grond kan worden geleid. De leirollen (9) aan het onderste uiteinde van de zuigbuis
dienen bovendien om de zuigbuis gemakkelijker over de grond te leiden.
6.2 Toestel aansluiten en aanzetten (fig. 4, 5)
Het toestel kan worden aangesloten op elk stopcontact (230 V wisselspanning) dat
door een zekering van minstens 10A beveiligd is. Het stopcontact dient door een
aardlekschakelaar (FI) te worden beveiligd. De afschakelstroom mag max. 30mA
bedragen.
De stekker van het toestel de koppeling van de aansluitkabel (verlengkabel) in
steken.
Aansluitkabel van het toestel, zoals afgebeeld, beveiligen d.m.v. de aan het
toestel voorhandene kabeltrekontlastingsklem.
Om in te schakelen, de AAN/UIT-schakelaar (fig. 5, pos. 5) in de richting "I"
schuiven.
Om uit te schakelen, de AAN/UIT-schakelaar (fig. 5, pos. 5) in de richting "O"
schuiven.
6.3 Bedrijfsmodus kiezen
6.3.1 Zuigen (fig. 6)
Draai de hendel (fig. 6, pos. 8) naar stand A. Dit kan zowel bij stilstaand als bij
draaiend toestel gebeuren.
6.3.2 Blazen (fig. 6)
Draai de hendel (fig. 6, pos. 8) naar stand B. Dit kan zowel bij stilstaand als bij
draaiend toestel gebeuren.
Richt de luchtstraal naar voren en beweeg u langzaam om bladeren of tuinafval
bijeen te blazen of van moeilijk toegankelijke plaatsen te verwijderen.
Let op!
Maak vóór het blazen de opvangzak leeg. Anders zouden opgezogen bladeren
/ tuinafval opnieuw kunnen ontsnappen.
6.4 Opvangzak leegmaken (fig. 1)
Maak de opvangzak (7) op tijd leeg. Bij een hoog vulniveau gaat het zuigvermogen
duidelijk achteruit. Breng organisch afval naar de composteerinrichting.
Toestel uitzetten en netstekker uit het stopcontact trekken.
Ritssluiting aan de opvangzak (7) open trekken en opvangzak leegschudden.
Ritssluiting aan de opvangzak (7) terug sluiten.
6.5 Toerentalregeling
(fig. 1a, alleen bij BG-EL 2500/2 E)
Het toestel is uitgerust met een elektronische toerentalregeling. Draai daarvoor de
toerentalregelaar (fig. 1a, pos. 13) in de gewenste positie. Gebruik het toestel enkel
met het nodige toerental en laat het niet onnodig veel toeren draaien.