Gebruikershandleiding
Verklarende woordenlijst
Voor de totstandkoming van deze definitielijst is o.a. gebruik gemaakt van de normen NEN-EN 54-1 en NEN 2535.
Alarmeringsapparatuur: Apparatuur die niet tot de brandmeld-/ontruimingscentrale behoort en die dient voor het
geven van alarmsignalen, bijv. optische en akoestische alarmgevers.
Automatische brandmelder: het deel van een brandmeld-/ontruimingsinstallatie, dat de ruimte binnen zijn bereik
continu of periodiek bewaakt op het optreden van natuurkundige en/of chemische verschijnselen die op brand
duiden.
Men onderscheidt:
•
Thermische brandmelder: een melder die reageert op een temperatuurstijging.
Rookmelder: Een melder die reageert op in de lucht zwevende rookdeeltjes en verbrandingsproducten.
•
•
Stralingsmelder/vlammenmelder: een melder die reageert op de straling van de vlamverschijnselen bij een
brand.
Baxs-piep: Korte pieptoon die de brandmeld-/ontruimingscentrale om de paar minuten laat horen wanneer één of
meer meldergroepen uitgeschakeld zijn, of wanneer de doormelding naar de brandweer uitgeschakeld is.
Bedrijfshulpverlening: Eén of meerdere personen binnen een bedrijf die in staat en bevoegd zijn 'levensreddende
en brandbestrijdende handelingen te verrichten'.
Brandmeld-/ontruimingscentrale: apparatuur waarmee de melders van energie kunnen worden voorzien, en die
ook dient voor:
•
Het ontvangen en registreren van de brandmeldingen van de aangesloten melders, het optisch en
akoestisch signaleren van meldingen en het aangeven van de bedreigde plaats;
Het doorgeven van de brandmelding via de doormeldapparatuur, naar bijv. de brandweer of naar de
•
besturing van de automatische brandbeveiligingsinstallatie;
•
Het bewaken van de installatie en het optisch en akoestisch signaleren van storingen (bijv. bij kortsluiting,
draadbreuk of storingen in de energievoorziening).
Brandmeld-/ontruimingsinstallatie: een brandmeld-/ontruimingsinstallatie is een samenstelling van op elkaar
aangepaste apparatuur, leidingen en toebehoren van leidingen, die nodig zijn voor het detecteren van brand, het
melden van brand en het geven van stuursignalen ten behoeve van andere installaties.
Brandmeldpost: Een instelling van waaruit op ieder moment de noodzakelijke brandbestrijdingsmaatregelen
kunnen worden getroffen, zoals de meldkamer van de brandweer.
Brandweerdoormelding: Het automatisch doormelden van alarmmeldingen naar de brandweer.
Brandweervertraging: De vertragingstijd tussen de interne brandmelding ter plaatse en de externe brandmelding
naar de brandweer. De brandweervertraging kan variëren van 0 tot 600 seconden.
Handbrandmelder: Een voorziening waarmee met de hand een brandmelding kan worden gegeven.
Intermitterend: Met korte onderbrekingen. Een intermitterend werkende functie gaat aan, uit, aan, uit.
Logboek: Als op de brandmeld-/ontruimingscentrale een printer is aangesloten worden alle handelingen, storingen
en alarmmeldingen op papier geregistreerd. Deze registratie wordt het logboek genoemd.
Meldergroep: Een verzameling melders die door de brandmeld-/ontruimingscentrale als een eenheid wordt
herkend en die op de brandmeld-/ontruimingscentrale ook als eenheid kan worden in- en uitgeschakeld.
Melderlus: Een aantal aders dat een verzameling melders met elkaar en met de brandmeld-/ontruimingscentrale
verbindt.
Pagina 22 van 24