Deel 1 - Instellingen op afstand
Belichting
De instellingen van Belichting configureren.
• Doelversterking: de doelversterking van de
belichtingscompensatie opgeven. De belichting
wordt automatisch gecompenseerd op basis van
de opgegeven doelversterking. Hoe sterker de
verhoging, hoe helderder de beelden.
• WDR: de WDR (Wide Dynamic Range) uit- of
inschakelen. Als er tegelijkertijd erg donkere en erg
lichte gebieden op het scherm aanwezig zijn, kunt u
met WDR beide gebieden goed onderscheiden.
• Anti-flikkeren: als de verlichting in het gebied
waar de camera zich bevindt, gebruik maakt van
wisselspanning, geeft u de frequentie van de
verlichting op om het flikkeren van het licht te
minimaliseren. Het in overeenstemming brengen van
frequenties kan het flikkeren verminderen. (NTSC:
60Hz, PAL: 50Hz)
20
• Trage sluitertijd: Trage sluitertijd activeren. De
modus voor trage sluitertijd is alleen 's avonds en 's
nachts actief. Als de modus voor trage sluitertijd is
ingeschakeld, worden de beelden zelfs bij zwakke
belichting helder weergegeven.
• Sluitersnelheidregeling: de sluitersnelheid
aanpassen. Deze optie is alleen beschikbaar als Anti-
flikkeren en Trage sluitertijd beide zijn ingesteld op
Uit.
- Auto: het systeem schat de belichting in en past de
sluitertijd automatisch aan.
- Handmatig: de schuifregelaar gebruiken om de
gewenste sluitertijd te selecteren. Selecteer de
geschiktste minimale en maximale sluitertijd voor
de belichting in het gebied waar de camera zich
bevindt.
Bij bepaalde functies laadt u met Auto automatisch
de instellingen die geschikt zijn voor de
installatieomgeving van de camera.