9. Wielgoten verschuiven
Schuif de beide wielklemmen zo dicht mogelijk tegen
de wielen aan en maak de wielriemen vast. Steek de
wielriemen door daarvoor bedoelde openingen en
trek ze aan.
10. Plaats een tweede fiets
Herhaal stap 1 t/m 9 voor de tweede fiets.
Plaats een tweede fiets altijd in tegengestelde
richting van de eerste fiets.
11. Controleer bevestigingspunten
Controleer of:
• de hoogteverstellingsknop, borgknop en
frameklemmen handvast zijn aangedraaid.
• de wielriemen strak zijn aangetrokken.
• de sleutels uit de slotknoppen zijn gehaald.
12. Controleer de stand van de drager
De fietsendrager dient rechtop op de trekhaak
bevestigd te zijn. U kunt controleren of dit het
geval is door van de zijkant te kijken of de
centrale buis verticaal staat.
15