Configuratie B
Hierbij wordt doorgaans lucht uit een belaste zone naar een
schone zone geleid, bijv. als gefilterde verse luchttoevoer.
Zwevende stoffen volgens EN 1822-1:1998 tot en met
filterklasse H14 kunnen worden gefilterd, hogere
afscheidingsgraden zijn bij geringe luchthoeveelheid mogelijk.
De filterketen wordt met overdruk gebruikt, d.w.z. met een
fijnfilter als eindtrap: De ventilator moet voor het hoofdfilter
FILTER-BOX 2 worden geplaatst.
De TAC-serie heeft de Vario-Shift-functie. Dit betekent dat de
filterelementen voor alle toepassingen variabel en volgens de
voorschriften kunnen worden geplaatst.
Zijaanzicht elektrozijde:
3
III
II
I
Nr.
Aanduiding
1
VOORFILTERBOX: GROFFILTER G en /of FIJNFILTER F
2
FILTER-BOX: Filters voor zwevende stoffen of pocketfilter
3
VENTILATOR-BOX
I
Aansluiting voor filterbox
II
Aansluiting voor ventilator-besturing
III
Aansluiting voor ventilator-box
9
Spanframe
10
Spansluiting
8
2
1
10
2
3
luchtreiniger TAC 1500 / TAC 3000
Zijaanzicht sensorslangzijde:
1
13
Nr.
Aanduiding
S1
Sensorslang S1
S2
Sensorslang S2
11
Meetpunt voor ventilator-box
12
Meetpunt voor frame (hier met blindplug)
13
Meetpunt voor filter-box
9
Filter-boxen plaatsen en aansluiten
Pocket- en Z-Line-filters moeten voor een optimaal rendement
verticaal worden ingebouwd.
1. Plaats VOORFILTER-BOX 1 met het geplaatste filter op de
eerste positie achter de luchtaanzuigopening.
2. Plaats FILTER-BOX 2 en VENTILATOR-BOX 3 op basis van
de gewenste configuratie.
3. Het spanframe invoegen achter de VOORFILTER-BOX 1.
4. Sluit alle spansluitingen, zowel aan de elektrozijde als aan
de sensorslangzijde.
5. Verbind de kabelaansluitingen aan de elektrozijde met de
bijbehorende stekkers:
Stekker
zwart
KABEL 1
KABEL 2
wit
zwart
KABEL 3
Configuratie A:
III
II
I
2
3
S1
S2
3
2
Kabel
grijs
zwart
zwart
3
2
11
12
Aansluiten
III
II
I
1
NL