Bedieningshandleiding
Functietests
Niet bedienen tenzij:
U de principes van het veilig bedienen van de
machine die in deze bedieningshandleiding
beschreven worden, leert en in praktijk brengt.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd een inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd functietests uit voordat u de
machine gebruikt.
Zorg ervoor dat u de functietests kent en
begrijpt voordat u verder gaat met de
volgende sectie.
4 Inspecteer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
Grondbeginselen
De functietests zijn bedoeld om eventuele storingen
te ontdekken voordat de machine in gebruik wordt
genomen. De bediener moet de stapsgewijze
instructies volgen om alle machinefuncties te
testen.
Een niet goed functionerende machine mag nooit
worden gebruikt. Als storingen worden ontdekt,
moet de machine worden voorzien van een label en
uit bedrijf worden genomen. Reparaties aan de
machine mogen alleen uitgevoerd worden door een
gekwalificeerde servicemonteur, in overeen-
stemming met de specificaties van de fabrikant.
Als de reparaties voltooid zijn, moet de bediener
opnieuw een inspectie voor het gebruik en de
functietests uitvoeren voordat de machine in
gebruik wordt genomen.
14
1 Selecteer een stevig en horizontaal testterrein
vrij van obstakels.
Grondbediening
2 Draai het contactslot naar grondbediening.
3 Trek de rode noodstopknop uit naar de
stand aan.
Resultaat: De flitslamp (indien aanwezig) dient
te knipperen.
4 Start de motor. Zie de sectie Bedienings-
instructies.
Noodstop testen
5 Druk de rode noodstopknop in naar de stand uit.
Resultaat: De motor dient af te slaan en geen
enkele functie mag in werking treden.
6 Trek de rode noodstopknop uit naar de
stand aan.
Machinefuncties testen
7 Verplaats de functieschakelaar niet naar een
van beide zijden. Probeer elke arm- en
platformfunctietuimelschakelaar te activeren.
Resultaat: De arm- en platformfuncties mogen
niet in werking treden.
8 Houd de functieschakelaar naar een van beide
zijden vast en activeer elke arm- en platform-
functietuimelschakelaar.
Resultaat: Alle arm- en platformfuncties dienen
een volledige cyclus te doorlopen. Het daalalarm
(indien aanwezig) moet klinken als de arm wordt
neergelaten.
Machines uitgevoerd met de functie Platform-
nivellering uitschakelen: De platformnivellerings-
tuimelschakelaar werkt niet als de primaire arm
voorbij de rijsnelheid-eindschakelaar geheven is.
Genie Z-34/22 Bi-Energy
Eerste uitgave • Vijfde druk
Onderdeelnr. 56011DU