Voordat u begint
Brandstof voorbereiden
Brandstof is licht ontvlambaar en kan door een verkeerde omgang ermee tot brand leiden. Neem de
voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk van deze handleiding onder de titel "Veilig gebruik van uw
product" zorgvuldig in acht.
Controleer, nadat brandstof is bijgevuld, of de brandstoftankdop goed vast zit en vergeet niet te con-
troleren of er brandstof wordt gelekt of wegloopt rondom de brandstofvulbuis, het rubber of de dop.
Indien u lekkende of uitlopende brandstof waarneemt, dient u onmiddellijk met het gebruik van het
product te stoppen en contact op te nemen met uw dealer om de machine te laten repareren.
Als de brandstof ontbrandt, kan dit brandwonden en brand veroorzaken
Er is een drukverschil tussen de brandstoftank en de buitenlucht. Wanneer u de brandstof bijvult, dient u de brandstof-
tankdop langzaam open te draaien om het drukverschil geleidelijk op te heffen.
Anders kan wordt de brandstof mogelijk naar buiten gespoten.
OPMERKING
Brandstof veroudert naarmate deze langer wordt bewaard. Meng niet meer brandstof dan u in dertig (30) dagen nodig denkt te
hebben. Meng de benzine en de olie niet direct in de brandstoftank.
Brandstof
Brandstofvoorraad
1. Brandstoftank
GEVAAR
LET OP!
2. Onderzijde vulhals
Voordat u begint
Als brandstof wordt een mengsel gebruikt van normale benzi-
ne met motorolie voor luchtgekoelde tweetaktmotoren.
Loodvrije benzine met minimaal octaangehalte van 89 wordt
aanbevolen. Gebruik geen brandstof die methylalcohol of
meer dan 10% ethylalcohol bevat.
Aanbevolen mengverhouding: 50 : 1 (2%) voor ISO-L-EGD-
norm (ISO/CD 13738), JASO FC, FD-klasse en door ECHO
aanbevolen olie.
-
Gebruik nooit tweetaktolie die bedoeld is voor waterge-
koelde motoren, motoren van motorfietsen.
- Meng de benzine en de olie niet direct in de brandstoftank.
- Voorkom dat brandstof of olie wordt gemorst. Veeg ge-
morste brandstof altijd op.
- Ga altijd voorzichtig met brandstof om; brandstof is bijzon-
der ontvlambaar.
- Bewaar brandstof altijd in een geschikt reservoir.
Vul de brandstoftank in de buitenlucht boven de kale grond en
breng de brandstofdop stevig aan. Vul geen brandstof bij in
een afgesloten ruimte.
Plaats het product en de bijvultank op de grond als u gaat bij-
vullen. Vul het product niet bij op een laadplatform van een
vrachtauto of op andere, soortgelijke plaatsen.
Wanneer u de brandstof bijvult, dient de brandstof onder het
schouderniveau aan de onderzijde van de vulhals van de
brandstoftank te blijven.
Er is een drukverschil tussen de brandstoftank en de buiten-
lucht. Wanneer u de brandstof bijvult, dient u de brandstof-
tankdop langzaam open te draaien om het drukverschil
geleidelijk op te heffen.
Veeg gemorste brandstof altijd op.
Ga ten minste 3 meter van de plaats staan waar u de brand-
stof hebt bijgevuld, voordat u de motor aanzet.
Bewaar de bijvultank op een beschutte plaats en op een veili-
ge afstand van vuur.
14