Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100 l.
In dit voorbeeld is geen actie of aanpassing vereist.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd.
Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 380 l.
Resultaat:
Aangezien 380 l meer is dan 180 l of 270 l, moet de voordruk
worden verlaagd (zie bovenstaande tabel).
De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (H/10 + 0,3) bar = (0/10 + 0,3) bar = 0,3 bar
Het overeenkomstige maximale watervolume kan uit de grafiek
worden afgelezen: ongeveer 380 l voor uittredend water van
65°C en ongeveer 250 l voor uittredend water van 80°C.
In het geval van uittredend water van 65°C, aangezien het totale
watervolume (380 l) niet groter is dan het maximum water-
volume (380 l), volstaat het expansievat voor de installatie.
In het geval van uittredend water van 80°C, aangezien het totale
watervolume (380 l) groter is dan het maximum watervolume
(250 l), moet een extra expansievat worden geïnstalleerd.
Voordruk van het expansievat instellen
Wanneer de standaardvoordruk van het expansievat (1 bar) moet
worden gewijzigd, dienen de volgende richtlijnen in acht te worden
genomen:
Gebruik voor het instellen van de voordruk van het expansievat
alleen droge stikstof.
Een verkeerde instelling van de voordruk van het expansievat
leidt tot storingen in het systeem. De voordruk mag dan ook
alleen worden aangepast door een erkende installateur.
Om de voordruk van het expansievat te kunnen instellen moet de
schakelkast van de unit worden verwijderd. Dit wordt uitgelegd in het
hoofdstuk
"Openen van de unit" op pagina
Aansluiting van het watercircuit
De wateraansluitingen moeten worden uitgevoerd. De locatie van de
waterinlaat- en wateruitlaataansluitingen op de binnenunit vindt u in
hoofdstuk
"Hoofdcomponenten" op pagina
Vervorm de unit niet door te forceren wanneer u de
leidingen aansluit. De unit kan slecht werken als de
leidingen vervormd zijn.
Als er lucht, vocht of stof in het watercircuit terechtkomt kunnen er
storingen ontstaan. Daarom moet u bij het aansluiten van het
watercircuit steeds rekening houden met het volgende:
Gebruik uitsluitend zuivere leidingen.
Houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen.
Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat er geen stof of vuil kan indringen.
Dicht de aansluitingen af met een goed afdichtmiddel voor
schroefdraad.
Bij het gebruik van leidingen van een ander metaal dan
messing, moeten beide materialen van elkaar worden
geïsoleerd om galvanische corrosie te voorkomen.
Omdat messing een zacht materiaal is, moet u het watercircuit
met
het
juiste
gereedschap
gereedschap zou de leidingen beschadigen.
De unit mag alleen in een gesloten-watersysteem
worden gebruikt. Gebruik in een open-watercircuit kan
leiden tot overmatig roesten van de waterleiding.
Gebruik nooit onderdelen met een zinklaag in het
watercircuit. Deze onderdelen zouden sterk kunnen
corroderen omdat het interne watercircuit van de unit
koperen leidingen bevat.
EKHBRD011~016AAV1+Y1
Binnenunit voor lucht-water-warmtepompsysteem
4PW54465-1A
33.
6.
aansluiten. Het
verkeerde
LET OP
Wanneer een 3-wegsklep of 2-wegsklep in het water-
circuit
wordt
omschakeltijd van de klep minder dan 60 seconden.
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen en de isolatie
Het volledige watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden
geïsoleerd om verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid
meer dan 80% bedraagt, moet het afdichtingsmateriaal ten minste
20 mm dik zijn om condensatie op het oppervlak van de isolatie te
voorkomen.
W
ATER VULLEN
Methode voor bijvullen van water
1
Sluit de watertoevoer aan op een vulkraan (lokale levering).
2
Zorg ervoor dat de automatische ontluchtingsklep open staat
(minstens 2 draaien).
3
Vul met water totdat de manometer een druk aangeeft van ca.
2,0 bar. Verwijder zoveel mogelijk lucht uit het circuit met behulp
van de ontluchtingskleppen.
LET OP
Tijdens het vullen van het systeem kan wellicht
niet alle lucht eruit worden verwijderd. De
resterende
automatische
eerste werkingsuren van het systeem. Achteraf
kan extra water moeten worden bijgevuld.
De waterdruk op de manometer varieert volgens
de watertemperatuur (hogere druk bij hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter altijd boven 0,3 bar
blijven om te voorkomen dat lucht in het circuit
terechtkomt.
Een teveel aan water kan door de unit via de
drukveiligheidsklep worden afgevoerd.
De waterkwaliteit moet conform EN richtlijn
98/83 EG zijn.
gebruikt,
bedraagt
de
maximum
lucht
wordt
verwijderd
ontluchtingskleppen
tijdens
Montagehandleiding
via
de
de
12