6 Technische gegevens
6‒4 Karakteristiek van de druksensor (DS)
p
Waterdruk
U
Spanning
6.2.2
Pompkarakteristieken
6‒5 Resterende
opvoerhoogte
verwarmingscirculatiepomp
Δp
Resterende opvoerhoogte interne
R
verwarmingscirculatiepomp
m
Debiet verwarmingssysteem
H
6.3
Aandraaimomenten
6‒2 Aandraaimomenten
Bouwdeel
Temperatuursensor
Hydraulische
leidingsaansluitingen (water)
Aansluitingen gasleiding
(koudemiddel)
Aansluitingen vloeistofleiding
(koudemiddel)
Aansluitingen vloeistofleiding
(koudemiddel)
Back-upheater
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
36
van
de
interne
Schroefdraad-
Aandraaimo-
maat
ment in Nm
Alle
Max. 10
1"
25 – 30
5/8"
63 – 75
1/4"
15 – 17
3/8"
33 – 40
1,5"
Max. 10
(handvast)
6.4
Minimale vloeroppervlakte en
ventilatieopeningen
VOORZICHTIG
Het gebruik van reeds gebruikte koudemiddelleidingen kan
schade aan het apparaat veroorzaken.
▪ Gebruik geen koudemiddelleidingen meer die met een
ander
koudemiddel
koudemiddelleiding en reinig deze zorgvuldig.
▪ Als de totale koudemiddelvulling in het systeem <1,84 kg is, zijn er
geen verdere eisen.
▪ Als de totale koudemiddelvulling in het systeem ≥1,84 kg is,
moeten er verdere eisen aan het minimale vloeroppervlakte
aangehouden worden:
1 Totale koudemiddelvulling in het systeem (m
maximale koudemiddelvulling (m
installatieruimte (A
), (zie
room
koudemiddelvulling" [ 4 37]).
toegestane
▪ Als m
≤m
: Het apparaat kan zonder verdere eisen in deze
c
max
ruimte worden geïnstalleerd.
▪ Als m
>m
: Verdergaan met de volgende stappen.
c
max
2 Het minimale vloeroppervlak (A
vloeroppervlak
van
de
aangrenzende
ruimte
(A
binnenunit" [ 4 37]).
vloeroppervlakte
▪ Als A
≤A
+A
: Verdergaan met de volgende stappen.
min
room
room2
▪ Als A
>A
+A
: Contact opnemen met uw lokale dealer.
min
room
room2
3 Koelmiddelhoeveelheid (dm) berekenen: dm=1,9–m
overnemen uit
" 6‒3 Maximaal in een ruimte toegestane
[ 4 37] voor de huidige grootte van de
koudemiddelvulling"
installatieruimte A
)
room
4 Voor berekende dm is de minimale oppervlakte van de
ventilatieopening (VA
) voor natuurlijke ventilatie tussen de
min
installatieruimte en de aangrenzende ruimte overnemen uit
6‒5 Minimum oppervlak van de
5 Het apparaat kan geïnstalleerd worden als:
▪ 2 ventilatieopeningen tussen plaatsingsruimte en de ruimte
ernaast aanwezig zijn (telkens 1x boven en beneden)
▪ Onderste opening: De onderste opening moet voldoen aan de
eisen voor de minimale oppervlakte van de ventilatieopening
(VA
). Hij moet zich zo dicht mogelijk aan de vloer bevinden. Als
min
de ventilatieopening aan de vloer begint moet de hoogte ≥20 mm
zijn. De onderkant van de opening moet zich ≤100 mm boven de
vloer
bevinden.
Minimaal
minimumoppervlakte van de ventilatieopening (VA
<200 mm vanaf de vloer zijn. De hele opening moet <300 mm van
de vloer zijn.
▪ Bovenste opening: De bovenste opening moet groter dan of net
zo groot zijn als de onderste opening. De onderkant van de
bovenste opening moet zich ten minste 1,5 m boven de
bovenrand van de onderste opening bevinden.
▪ Ventilatieopeningen naar buiten worden niet als geschikte
ventilatieopeningen gezien.
zijn
gebruikt.
Vervang
) vergelijken met
c
) die is toegestaan voor de
max
" 6‒3 Maximaal in een ruimte
) vergelijken met het
min
installatieruimte
(A
)
en
room
)
(zie
"
6‒4 Minimale
room2
(m
max
ventilatieopening" [ 4 37].
50%
van
de
vereiste
) moet
min
Daikin Altherma EHS(X/H)(B)-D
Daikin Altherma 3 R ECH₂O
008.1451099_00 – 07/2020
de
de
max
"