5
Installatie
OPMERKING
Schade aan de installatie door resten in de leidingen mogelijk.
Resten en deeltjes in de cv-installatie beïnvloeden het debiet en veroor-
zaken storingen.
▶ Spoel vóór het aansluiten van de binnenunit het leidingsysteem, om
vreemde deeltjes daaruit te verwijderen.
VOORZICHTIG
Gevaar voor lichamelijk letsel!
Tijdens transport en installatie bestaat risico van beknellingsletsel. Tij-
dens het onderhoud kunnen interne onderdelen van het toestel warm
worden.
▶ De monteur is verplicht handschoenen te dragen tijdens transport,
installatie en onderhoud.
VOORZICHTIG
Persoonlijk letsel of materiële schade door verkeerde temperatuur!
Wanneer sensoren met verkeerde eigenschappen worden gebruikt, zijn
te hoge of te lage temperaturen mogelijk.
▶ Waarborg, dat de gebruikte temperatuursensor geschikt is voor de
opgegeven waarden (zie tabellen hieronder).
De binnenunit is een onderdeel van een verwarmingssysteem. Storingen
aan de binnenunit zijn mogelijk door een gebrekkige waterkwaliteit in de
radiatoren of leidingen van de vloerverwarming of door een aanhoudend
hoog zuurstofgehalte in de installatie.
Door zuurstof worden corrosieve producten gevormd in de vorm van
magnetiet en afzettingen.
Magnetiet heeft een slijpende werking, die in pompen, ventielen en on-
derdelen met turbulente stroming tot uiting komt, bijv. in de condensa-
tor.
In cv-installaties die regelmatig moeten worden bijgevuld of waarbij ge-
nomen watermonsters niet helder zijn, moeten voor de installatie van de
warmtepomp passende maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld in-
bouwen van vuilafscheiders en ontluchters.
▶ Waarborg, dat de inwendige buisoppervlakken schoon zijn en vrij van
schadelijke vervuiling, zoals zwavelverbindingen, oxiderende stof-
fen, vreemde objecten en stof.
– Bewaar de koudemiddelleidingen niet in de buitenlucht.
– Verwijder alleen de afdichtingen van de leidinguiteinden wanneer
u op het punt staat deze aan te sluiten.
– Bij het installeren van de koudemiddelleidingen is absolute zorg-
vuldigheid vereist.
– Kort de koudemiddelleidingen alleen in met de pijpsnijders en
dicht de uiteinden daarna af om binnendringen van vuil en vocht
te voorkomen.
Stof, vreemde objecten en vocht in de koudemiddelleidingen kunnen de
oliekwaliteit beïnvloeden of uitval van de compressor veroorzaken.
▶ Sluit herbruikbare restlengten koudemiddelleidingen na het inkorten
direct weer af.
▶ Reinig de koudemiddelleidingen met stikstof.
Compress 3400i AWS – 6721827810 (2023/08)
OPMERKING
Gevaar voor storingen door vervuilingen in het leidingwerk!
Vaste deeltjes, metaal-/kunststofspanen, hennep- en weefselbandres-
ten en dergelijke materialen kunnen zich in pompen, afsluiters en warm-
tewisselaars afzetten.
▶ Voorkom het binnendringen van vreemde voorwerpen in het lei-
dingsysteem.
▶ Leidingcomponenten en -verbindingen niet direct op de vloer plaat-
sen.
▶ Zorg er bij het ontbramen voor, dat geen spanen in de leiding achter-
blijven.
5.1
Transport en opslag
De binnenunit moet altijd rechtop worden getransporteerd en opgesla-
gen. Deze kan indien nodig tijdelijk worden gekanteld.
De binnenunit niet bij temperaturen onder – 10 °C transporteren of op-
slaan.
5.2
Isolatie
OPMERKING
Materiële schade door vorst!
Bij stroomuitval kan het water in de leidingen bevriezen.
▶ In gebouwen moet een isolatie voor buizen van tenminste 12 mm dik
gebruikt worden. Dit is ook voor een veilig en efficiënt warmwaterbe-
drijf belangrijk.
Alle warmtetransporterende buizen moeten van een geschikte warmte-
isolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien.
1)
Bij koelbedrijf moeten
alle aansluitingen en buizen conform de gelden-
de voorschriften van een voor koeling geschikte isolatie worden voorzien
(minimaal 13 mm dikke isolatie).
5.3
Checklist
Elke installatie is verschillend. De volgende checklist bevat een algeme-
ne beschrijving van de aanbevolen installatiestappen.
1. Monteer de veiligheidsgroep van de binnenunit en monteer de
vulkraan.
2. Verwijder het frontpaneel van de binnenunit.
3. Lekwaterslang of leidingen van de binnenunit monteren.
4. Sluit de koudemiddelbuizen van de buitenunit aan op de binnenunit.
5. Binnenunit op het verwarmingssysteem aansluiten.
6. Boiler aansluiten, vullen en ontluchten.
7. Vóór de bedrijfsstart de cv-installatie vullen.
8. Ontlucht het verwarmingssysteem.
9. Installeer de buitentemperatuursensor en, indien nodig, de kamer-
temperatuurgestuurde regelaar.
10.Sluit de CAN-BUS kabel op de buiten- en binnenunit aan.
11.Accessoires monteren (cv-groepmodule, zonnemodule, enz.).
12.Sluit indien nodig de EMS BUS-kabel op de accessoire aan.
13.Sluit de elektrische verbinding van het systeem aan.
14.Stel de cv-installatie in bedrijf. Voer daarvoor de benodigde instellin-
gen via de bedieningsunit uit (instructie bedieningsunit).
15.Controleer of alle sensoren correcte waarden weergeven
(hoofdstuk 11.6).
16.Deeltjesfilter controleren en reinigen.
1) De koelmodus is niet beschikbaar in België.
Installatie
11