GEBRUIKSAANWIJZING Gasdetectiesysteem PCE-WMM 50
5.2 Aanvullende meetfuncties
"DIAG"-functie
De communicatie tussen de sensorunit en de displayunit dient regelmatig met de "DIAG"-functie
gecontroleerd te worden. De vier led's en de buzzer geven aan dat beide units probleemloos
functioneren. Om en dergelijke controle uit te voeren, drukt u net zo vaak op de "Mode"-toets, tot
op het display "DIAG" knippert. Druk ter bevestiging op de Entertoets. Op de sensorunit dienen nu de
vier led's te gaan knipperen en de buzzer dient te horen te zijn. Hierna dienen vier led's van de
displayunit te gaan knipperen en de buzzer van de displayunit dient te horen te zijn.
Kalibratiefunctie
Het gasdetectiesysteem dient minstens iedere 2 jaar gekalibreerd te worden. Hierbij kunt u de
omgevingslucht voor de kalibratie gebruiken, als u het apparaat buiten kalibreert. De behuizing heeft
ca. 10 minuten nodig om zich aan te passen aan de omgeving. Wacht, tot de CO2-waarde op het
display van de sensorunit gestabiliseerd is. Ga uit van de weergeven waarde van 380-420 ppm als
standaard CO2-waarde.
Adem tijdens de kalibratie niet in de richting van de sensorunit, omdat dit de weergavewaarde kan
beïnvloeden. Druk net zo vaak op de Mode-toets, tot op het display "Cali" knippert. Bevestig met
Enter. Op het display wordt vervolgen constant "Cali" weergegeven. Houd de Mode-toets minimaal
10 sec. lang ingedrukt. Hierna begint "Cali" weer te knipperen. De kalibratie wordt nu automatisch
doorgevoerd. Na 10 minuten wordt op het display "Pass" of "Fail" weergegeven. "Fail" betekent dat
de kalibratie niet succesvol is uitgevoerd en nogmaals uitgevoerd moet worden. "Pass" betekent dat
de kalibratie succesvol is uitgevoerd. Met de Entertoets verlaat u de kalibratiefunctie.
13