Voor elke opname de scènefunctie selecteren (5: Scène Mode)
Met [SCÈNE-MODUS] kunt u de scènefunctie selecteren telkens wanneer u een opname
maakt.
2
1 Raak in stap
2 Raak de scènefunctie aan.
• Het opnamescherm voor de geselecteerde scènefunctie zal worden afgebeeld.
• Door in het opnamescherm van de scènefunctie [SCN] aan te raken, keert u terug
naar het menuscherm van de scènefuncties.
Opmerking
• De flitsinstelling van de scènefunctie wordt teruggezet naar de begininstelling wanneer
een andere scènefunctie wordt geselecteerd.
• Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie die niet geschikt is voor de
opnameomstandigheden, kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
• De volgende items kunnen in de scènefunctie niet worden ingesteld omdat het toestel
deze automatisch optimaal instelt.
– [GEVOELIGHEID]
– [KLEURFUNCTIE]
• De selectie van het scherpstelgebied door aanraking kan worden gebruikt, behalve voor
de volgende scènemodi.
– [STERRENHEMEL]/[VUURWERK]
• De sluitertijd voor scènefuncties, behalve [SPORT], [NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP], [KAARSLICHT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER], [FLITS-BURST],
[STERRENHEMEL], [VUURWERK] en [SNEEUW] varieert tussen 1/8e seconde en
1/1600e seconde.
Gevorderd (Opnamen maken)
(P61)
[SCÈNE-MODUS] aan.
- 62 -