[OPNAME]-functie: 1
Opnamen maken met uw favoriete instellingen
(
: Normale beeldfunctie)
1
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het onderwerp.
U kunt met grotere vrijheid opnamen maken door de diverse instellingen in het
[OPNAME]-menu te wijzigen.
1
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
-keuzeschakelaar naar [
vervolgens op [MODE].
A [MODE]-knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar
2
Raak [NORMALE FOTO] aan.
• Raadpleeg "Gebruik van het
[OPNAME]-functiemenu"
informatie over het wijzigen van de instelling
terwijl u opnamen maakt.
3
Richt de AF-zone op het punt waarop u wilt scherp stellen.
4
Druk de ontspanknop tot de helft in om
scherp te stellen.
• De focusaanduiding (groen) gaat branden
wanneer er op het onderwerp scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 50 cm (Groothoek)/2,0 m
(Tele) tot 7.
• Als er op nóg kortere afstand opnamen moeten
worden gemaakt, raadpleeg dan "Close-up's maken" (P55).
5
Druk de tot de helft ingedrukte ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
• De geheugenaanduiding wordt
gemaakt met het ingebouwde geheugen (of de kaart).
Om de belichting af te stellen en opnamen te maken wanneer het beeld er te
donker uitziet
(P60)
Om de kleuren af te stellen en opnamen te maken wanneer het beeld er te rood
uitziet
(P88)
Basiskennis
], en druk
1
(P83)
voor meer
(P17)
rood als er opnamen worden
- 39 -