NL
5
SLIJTENDE ONDERDELEN
5.1
Contactmondstukken
De gatmaat van het contactstuk wordt gekozen op basis van elektrodediameter, type inert gas en te
gebruiken stroomsterkte. Zie de accessoires op pagina 78, tabel 1--3.
In eerste instantie kiest u het contactmondstuk met behulp van de kortsluit--boogtabel (CO
aanlopen bij hoge lasgegevens met Argon of menggas maakt u gebruik van de sprayboogtabel.
5.2
Elektrodegeleider
Bij het pistool wordt standaard een staalspiraaldraadgeleider geleverd. Deze kan voor alle types
elektroden in de bedoelde maat worden gebruikt, behalve voor roestvrije en aluminium elektroden.
De op teflon gebaseerde draadgeleiders zijn geschikt voor het lassen met alle types elektroden (Al,
Ss, en Fe). Voor het lassen met elektroden van Fe en CW grover dan 1,2 mm bevelen wij
draadgeleiders aan die niet op teflon zijn gebaseerd. De slijtage neemt dan namelijk toe. De op teflon
gebaseerde draadgeleider heeft een lagere frictie, maar een iets kortere levensduur dan een
staalspiraal.
Voor een goede draadaanvoer kiest u de draadgeleider volgens tabel 4 op pagina 80.
5.3
Elektrodegeleider vervangen
1. Correcte nippel monteren
ESAB Aansluiting
NB! Bij elke draadgeleider worden 2 nippels geleverd: 1 voor ESAB--aansluiting en 1 voor
EURO--aansluiting.
2. Gaskap en tussenmondstuk verwijderen
3. Draadgeleider in slangenpakket monteren
a) Draai het aansluitgedeelte rechtsom bij weerstand
b) De draadgeleider gaat naar binnen
bg10d1ha
EURO Aansluiting
- - 48 - -
). Bij
2