ATEX-richtlijn: Gebruikshandleiding voor Watson-Marlow 500 serie pompkoppen
5 Potentiële pompgevaren
Als onderdeel van de voorschriften van 94/9/EG zijn alle potentiële gevaren,
inclusief storingen, vastgesteld en onderworpen aan een risicobeoordeling. Om
te voorkomen dat deze ontbrandingsbronnen effectief worden, is een aantal
wijzigingen ingevoerd. Naast constructie-aanpassingen, omvatten de wijzigingen
extra bedrijfsinstructies om het juiste gebruik op gevaarlijke locaties te
specificeren. Zie Hoofdstukken 6 - 11 voor nadere informatie.
Vastgestelde ontbrandingsbronnen
Oppervlaktetemperatuur van rollers en assen
Gebarsten slangen en resulterend lekken van gepompte vloeistof
Mechanische storing van rotornaaf
Exothermische chemische reactie
Elektrostatische ontlading
Lagerstoring
Veerstoring
6 Installatierichtlijnen
Zie de standaard 501RL handleiding (PB0202) voor algemene installatie-instructies.
Alle ATEX-pompkoppen bevatten een voorziening voor het voorkomen en afvoeren
van elektrostatische lading. Om elektrostatische lading effectief af te voeren,
dient er voldoende elektrisch contact tussen de pompkop en de geschikt geaarde
aandrijving te bestaan.
Het is essentieel dat de 501RLA pompkoppen geaard worden door de aarde-
uitgang op de baan (omcirkeld op de onderstaande foto) aan de aarde te koppelen
(meestal via een geschikt punt op de pompaandrijving).
Het is mogelijk om de effectiviteit van elke aardeverbinding te controleren
door de elektrische weerstand te meten. De weerstand van enig punt op het
pompkopdeksel naar de aardeterminal is meestal 25 Ohm. Om betrouwbare afvoer
van statische lading te verzekeren, mag de maximale weerstand naar de aarde
1 MOhm niet overschrijden.
4