Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluiting; Algemene Opmerkingen Betreffende De Elektrische Aansluiting; Contactvarianten; Aansluiting - schmersal EX-BNS 3- -2187 Series Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor

4. Elektrische aansluiting

4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting

De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
Neem de opgegeven aderkleuren of pinconfiguraties in acht
voor het aansluiten van de veiligheidssensoren.

4.2 Contactvarianten

De contactpositie toont de sensor in bediende toestand bij gesloten
veiligheidsdeur. Bij schakelaars met LED brandt de LED als de
veiligheidsdeur geopend wordt.
Veiligheidscontacten:
02Z: S11-S12 en S21-S22
12Z: S21-S22 en S31-S32
Signaalcontact:
12Z: S13-S14
EX-BNS 33-12Z(G)-2187-3G/D
GY 13
14 PK
GN 21
22 YE
WH 31
32 BN

4.3 Aansluiting

Bij veiligheidsmodules met twee NC ingangen moeten de aders van de
veiligheidssensor EX-BNS 33-12Z-2187-3G/D als volgt aangesloten
worden:
Verbreekcontacten (NC)WH (21) en BN (22) aan de "NC ingang" van
Verbreekcontacten (NC)GN (31) en YE (32) aan de "NC ingang" van
Maakcontacten (NO)
GY (13) und PK (14) kan voor
Meer informatie voor het kiezen van geschikte
veiligheidsmodules vindt u in de Schmersal catalogi of in de
online catalogus: www.schmersal.net.
Technisch gezien is het mogelijk meerdere veiligheidssensoren aan
een geschikte veiligheidsmodule aan te sluiten. Voor het aansluiten
van meerdere veiligheidssensoren (controleren of dit toegelaten is!)
worden de maakcontacten parallel en de verbreekcontacten in serie
geschakeld. Om tot 4 veiligheidssensoren als NC/NO variant aan
te sluiten, kan de ingangsuitbreidingsmodule Protect-IE-11 of
PROTECT-PE-11 (AN) gebruikt worden. Bij
Bij aansluiting van de veiligheidssensoren EX-BNS 33-12Z-2187-3G/D
aan de veiligheidsmodule AES 1102/1112/7112 moeten de
aansluitkabels van de S14/S22/S32 van de EX-BNS aan de
gelijknamige klemmen van de AES aangesloten worden. De
aansluitkabels S13/S21/S31 moeten samen aan klem C van de
AES aangesloten worden (zie bedieningshandleiding AES).
Het is niet mogelijk meer dan twee EX-BNS 33-12Z-2187-3G/D
veiligheidssensoren aan de veiligheidsmodule AES 1102/1112/7112
aan te sluiten.
Worden veiligheidssensoren met LED toegepast dan neemt de
lichtintensiteit van de LED af naarmate er meer veiligheidsdeuren
geopend zijn. Met uitzondering van de ingangsuitbreidingsmodule
Protect-IE mogen veiligheidssensoren met LED niet in serie geschakeld
worden. De lichtsterkte neemt hierdoor sterk af en de spanning kan
onder de minimum ingangsspanning van de eraan geschakelde
veiligheidsmodule vallen.
Bij serieschakeling aan SRB max. 1 sensor met LED-aanduiding bij U
4
EX-BNS 33-02Z(G)-2187-3G/D
BK 11
12 BU
WH 21
22 BN
de veiligheidsmodule
de veiligheidsmodule
signaaldoeleinden
gebruikt worden.
Apparaten die een hoge in- en uitschakelpuls hebben moeten van een
geschikte schakeling voorzien worden. Als een EX-BNS 33 met LED
niet met een geschikte AES veiligheidsmodule gebruikt wordt, moet de
energietoevoer beperkt worden tot max. 24V / 10 mA.

5. Gebruik en onderhoud

5.1 Functietest

De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. de installatie is volgens de voorschriften uitgevoerd
2. De aansluiting is correct uitgevoerd
3. De veiligheidscomponent is niet beschadigd.
4. het systeem is vrij van vuil en vreemde onderdelen
(vooral metaalspanen)
5. Controle van de wartelinvoer en de aansluitingen in spanningsloze
toestand

5.2 Onderhoud

Bij een correcte installatie en doelmatig gebruik vereist de
veiligheidssensor geen onderhoud. Wij raden een regelmatige visuele
inspectie en functietest aan, inclusief de volgende stappen:
• Bevestiging van de bediensleutel en de veiligheidssensor controleren
• Eventueel aanwezige metaalspanen verwijderen
• Voedingskabel op eventuele beschadigingen controleren
Tijdens alle bedrijfsmatige levensfasen van de
veiligheidsschakelcomponent moeten constructief
en organisatorisch geschikte maatregelen voor de
manipulatiebeveiliging of tegen het manipuleren van de
veiligheidsvoorziening, bijvoorbeeld door het gebruik van een
vervangende bediensleutel, getroffen worden.
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.

6. Demontage en afvalverwijdering

6.1 Demontage

De veiligheidsschakelaar mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.

6.2 Afvalverwijdering

De veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
.
N
NL
EX-BNS 33-...-2187

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Ex-bns 33-12zg-2187-3g/dEx-bns 33-02zg-2187-3g/d

Inhoudsopgave