3
Selecteer een optie:
• Als u de minimumwaarde van het standaardbereik wilt
instellen, selecteert u Vastgesteld minimum.
• Als u de maximumwaarde van het standaardbereik wilt
instellen, selecteert u Vastgesteld maximum.
• Als u de onderlimiet van de meter lager wilt instellen dan
het vastgestelde minimum, selecteert u Schaalminimum.
• Als u de bovenlimiet van de meter hoger wilt instellen dan
het vastgestelde maximum, selecteert u
Schaalmaximum.
4
Selecteer de grenswaarde.
5
Herhaal stap 3 en 4 om meer metergrenzen in te stellen.
6
Selecteer indien van toepassing Ja om de metergrenzen te
delen met alle andere Garmin ® toestellen in het netwerk.
Het positieformaat configureren
OPMERKING: Wijzig het positieformaat of de kaartdatum alleen
als u een kaart gebruikt die gebruikmaakt van een ander
positieformaat.
Het positieformaat bepaalt de indeling waarin een bepaalde
locatiemeting wordt weergegeven. De kaartdatum stelt het
coördinatensysteem van de kaart in.
1
Selecteer
> Stel in > Systeem > Positie.
2
Selecteer een optie:
• Als u het positieformaat van een aflezing wilt wijzigen,
selecteert u Positieweergave.
• Als u het coördinatensysteem van de kaart wilt wijzigen,
selecteert u Kaartdatum.
Fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de fabrieksinstellingen herstellen voor alle
systeeminstellingen.
1
Selecteer
> Stel in > Systeem > Fabrieksinstellingen.
2
Selecteer Ja.
Scherminstellingen
Selecteer
> Stel in > Scherm.
Kleurmodus: Hiermee stelt u in of het toestel dag- of
nachtkleuren weergeeft.
Configureer kleuren: Hiermee stelt u de kleurconfiguratie in
voor iedere kleurmodus. Voor de modus Dagkleur kunt u de
kleurconfiguratie volledig in kleur of hoog contrast
selecteren. Voor de modus Nachtkleur kunt de
kleurconfiguratie volledig in kleur, rood en zwart of groen en
zwart selecteren.
Schermverlichting: Hiermee kunt u de helderheid van de
schermverlichting instellen.
Netwerk delen: Hiermee kunt u de kleurmodus,
kleurconfiguratie en helderheid van de schermverlichting
delen met andere toestellen in het NMEA 2000 netwerk.
Alarminstellingen
Selecteer
> Systeem > Alarmen.
Ondiep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de
diepte onder de opgegeven waarde komt.
Diep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de
diepte boven de opgegeven waarde komt.
Oppervlaktetemperatuur: Hiermee stelt u een alarm in dat
afgaat als de transducer een temperatuur doorgeeft die
1,1°C (2°F) hoger of lager is dan de opgegeven temperatuur.
Totaal brandstof aan boord: Hiermee stelt u een
waarschuwing in voor wanneer de resterende brandstof (op
basis van de brandstofstroomgegevens van een
brandstofsensor) het opgegeven niveau bereikt.
Toestelconfiguratie
Motorstatus: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer de
motor een probleem detecteert.
Schijnbare windsnelheid: Hiermee stelt u een alarm in voor
wanneer de schijnbare windsnelheid boven, onder of op de
opgegeven snelheid komt.
Ware windsnelheid: Hiermee stelt u een alarm in voor
wanneer de ware windsnelheid boven, onder of op de
opgegeven snelheid komt.
Schijnbare windhoek: Hiermee stelt u een alarm in voor
wanneer de schijnbare windhoek groter, kleiner of hetzelfde
is als de opgegeven hoek.
Ware windhoek: Hiermee kunt u een alarm instellen voor
wanneer de ware windhoek groter, kleiner of hetzelfde is als
de opgegeven hoek.
Voedingsspanning: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer
de accuspanning het opgegeven niveau bereikt.
Krabbend anker: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer de
boot zich een opgegeven afstand verplaatst vanaf de GPS-
coördinaten van de ankerlocatie.
Totale kettinglengte aan boord: Hiermee stelt u een alarm in
voor wanneer gebruikte ankerkettinglengte vanaf de boot
een bepaalde lengte bereikt.
Ankerkettinglengte: Hiermee stelt u een alarm in voor
wanneer de gebruikte ankerkettinglengte korter is dan de
ingestelde lengte.
NMEA 2000 instellingen weergeven
U kunt de instellingen van NMEA 2000 toestellen weergeven en
de beschikbare toestelspecifieke opties wijzigen.
1
Selecteer
> Stel in > NMEA 2000 toestellen.
2
Selecteer een optie:
• Als u toestelinformatie wilt weergeven, zoals de
softwareversie en het serienummer, selecteert u
Toestellenlijst.
• Als u het label van een toestel wilt wijzigen, selecteert u
Toestellen labelen.
Informatie over NMEA 2000 gegevenstypen
Elke NMEA 2000 gecertificeerde sensor geeft unieke gegevens
door aan het NMEA 2000 gecertificeerde weergavetoestel,
zoals de GMI 20. Welke gegevens u op uw scherm kunt
bekijken, is afhankelijk van de sensors die u hebt geïnstalleerd
en geconfigureerd. Zie het onderwerp General NMEA 2000
Data Type Requirements in de handleiding Technical Reference
for Garmin NMEA 2000 Products op www.garmin.com/support.
Het toestel registreren
Vul de onlineregistratie nog vandaag in, zodat wij u beter
kunnen helpen.
• Ga naar http://my.garmin.com.
• Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een
veilige plek.
3