Met uitgeschakelde motor kan de machine met de hand worden verplaatst door het aan het
stuur te duwen of te trekken.
9. OPBERGING
Verwijder bladeren en/of vuil voordat u de machine opbergt.
GEVAAR!
Verwijder de brandstof uit de tank en sluit de kraan (indien aanwezig).
Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en verwijder het contactsleuteltje (indien
aanwezig) en/of de bougiedop.
GEVAAR!
Bescherm de scherpe onderdelen en dek de machine zo nodig af met de beschermfolie.
10. PERIODIEK ONDERHOUD
Houd alle moeren, bouten en schroeven aangedraaid om een veilige werking van de
machine en/of verwisselbare uitrustingsstukken in veilige omstandigheden te verzekeren.
GEVAAR!
Voordat u verdergaat, dient u het hoofdstuk "VEILIGHEIDSINSTRUCTIES" volledig te lezen
en te begrijpen.
10.1 KABELAFSTELLING
3.1
Kabel voor het optillen van het gereedschap (borstel):
Laat de hendel (borstel) voor het optillen van het gereedschap 1 zakken op stand B. Bedien
de schakelhendel 2 totdat het gereedschap zich ongeveer 1 cm boven de grond bevindt.
3.2
Kabel voor het inbrengen van gereedschap (borstel):
Waarschuwing: Gelieve correct en regelmatig uit te voeren wat hieronder beschreven wordt
om de integriteit/levensduur van de riem te beschermen. Veer 1 moet tijdens het werk 8-11
mm uitlopen. Meet de veerlengte voor en na het bedienen van de gereedschapsinzethendel
2. Bedien de kabelhaak 3 om de verlenging te verkrijgen.
11. ONDERHOUD EN REINIGING
GEVAAR!
20