De rem op de messen is verbonden met de messenkoppelkabel. Controleer of de remmen op
de messen goed werken als u de messenkoppelkabel afsteld.
Stuurkabels:
Als u een stuurhendel indrukt en u niet keerd, stel dan de stuurkabel
als volgd af:
Draai de borgmoer los (E, figuur 19).
Draai de moer F los of vast.
Probeer nogmaals te sturen.
Stel de stuurkabel zo nodig nog eens af.
Draai de brogmoer "E" weer vast op moer "F".
Kabelafstelling van de stuurkolomdraaiinstelling
Als de stuurkolom niet wil draaien als u de stuurkolomdraaiinstelling inknijpt, stel die dan als volgd af:
- Als het moeilijk is de stuurkolom vrij te krijgen, draai dan brogmoer (A, figuur 21) los, draai daarna
de moer B los om de spanning van de kabel te verhogen. Als de afstelling geslaagd is draait u de
borgmoer A weer vast op moer B.
- Als de stuurkolom niet goed op zijn plek blijft, draai dan de moer (B, figuur 21) los, draai daarna
moer A vast of de spanning op de kabel te verlagen. Als de afstelling geslaagd is draait u de
borgmoer A weer vast op moer B.
RIEMAFSTELLING
Een losse riem kan slippen en snel verslijten, en te strakke riem kan de lagers verslijten.
Controleer of de riem gebarsten of versleten is. Als de conditie niet goed is vervang de riem dan.
Riem van de motor naar de contra-as.
Stop de motor en verwijder de bougiekap, koppel het maaidek.
Draai de drie bouten van het schild om de riemen los.
Druk de riem in met een vinger (A, figuur 22), de riem moet ongeveer 10 tot 12mm bewegen. Als
de riem niet overeenkomstig beweegd, voer dan de "kabelspanning afstelling" opnieuw uit.
Controleer of de riemgeleiders "B" zo'n 3 a 4mm van de gespanning riem afliggen.
Stel de riemgeleiders, zo nodig, als volgd af: draai bout C los, stel de riemgeleiders af en draai de
bout weer vast.
Monteer het schild weer om de riemen.
OREC HR531 - © SAT 11/2007
Figuur 22
WAARSCHUWING
17