Inhoudsopgave
Advertenties
6.0
WERKDIEPTE EN MESHOEK VERSTELLING
De werkdiepte van de machine kan worden ingesteld door het verstellen van de spindels 1 aan
de bovenzijde van de machine.
Dit gaat als volgt:
(zie Fig.9)
1. Voordat de spindels verdraaid kunnen worden moeten de borgmoeren 2 aan weerszijden
van de machine een slag worden losgedraaid met de bijgeleverde sleutel.
2. Door de spindels 1 in of uit te draaien wordt de werkdiepte ingesteld.
Verstel de werkdiepte aan 1 zijde nooit meer dan 6 slagen, compenseer
eerst de andere zijde om schade te voorkomen.
3. De zaagvertanding 3 kan als werkdiepte-indicator gebruikt worden om de machine aan
beide zijdes even diep afgesteld te krijgen.
4. Als de gewenste werkdiepte is bereikt draai dan de borgmoeren 2 aan beide zijdes van
de machine weer vast.
Indien het mes bot is of de bodem te hard kan het voorkomen dat het mes niet op diepte blijft en
de zode slecht wordt uitgesneden.
In dit geval kan het helpen om de meshoek te verstellen met een agressievere steek als
resultaat.
De juiste meshoek moet proefondervindelijk worden bepaald voor de geldende omstandigheden.
De meshoek verstelling gaat als volgt:
1. Draai de moeren 5 aan weerszijden van de machine los.
2. Zet de bijgeleverde sleutel op de bout 4 van de arm en stel de gewenste hoek in.
3. Draai de moeren 5 vast aan beide zijdes van de machine en controleer met behulp van
de indicatiesticker 6 of ze gelijk staan.
(zie Fig.9)
12
Fig. 9
Advertenties
Inhoudsopgave
