Inhoudsopgave
Advertenties
MAN0906_Uitgave 3_11/13
HALO
Gebruiksaanwijzing
2308M5001
2. Overzicht
3.1 Plaatsen
De plaatsing van gasdetectoren moet gebeuren op aanraden van:
• Experts die zijn gespecialiseerd in gasverspreiding
• Experts die zijn gespecialiseerd in het processysteem en de bijbehorende installaties
• Veiligheidspersoneel
• Engineeringpersoneel
De overeenstemming die werd bereikt over de plaatsing van de detectoren, moet worden vastgelegd.
De richtlijnen voor de positionering van gasdetectoren zodat ze de beste bescherming bieden, staan in
IEC/EN 60079-29-2 en andere nationale regels en voorschriften. Het verdient aanbeveling deze regels en
voorschriften te raadplegen bij het bepalen van de beste plaats voor een gasdetector.
3.2 Mechanische installatie
HALO heeft integrale bevestigingspunten, bestaande uit vier bevestigingsgaten in het element, geschikt
voor M6 of M8 bouten.
HALO kan rechtstreeks op een geschikt plat oppervlak worden bevestigd, of op een horizontale of verticale
pijp van 50 tot 150 mm doorsnede. De pijpmontagebeugelkit (optioneel) kan daarvoor worden gebruikt.
De verloopplaatkit (optioneel) kan worden gebruikt om HALO aan te brengen op de bevestigingspunten van
een bestaande DVC100, DVC100 Mkll of Honeywell Analytics aansluitdoos.
3.2.1 Montage op een vlak oppervlak
HALO kan rechtstreeks op een geschikt vlak oppervlak worden bevestigd via de integrale bevestigingspunten
(afmetingen vindt u hieronder).
Opmerking: Wanneer een HALO wordt geïnstalleerd moet rekening worden gehouden met de juiste senso-
roriëntatie. Raadpleeg de aanwijzingen van de sensorproducent.
Zorg ervoor dat de bevestigingsbouten volledig aangedraaid zijn en passende borgringen worden gebruikt.
88 mm
124 mm
4 x Ø 8,75 mm
50 mm
130 mm
7
Advertenties
Inhoudsopgave
