2.
Installatie
2.1.
Montageplaats
Monteer het apparaat in de buurt van de accu alleen op een geschikte ondergrond. Deze moet
stevig, stabiel, vlak, droog en onbrandbaar zijn.
De accukabel moet bij voorkeur kort zijn (1-2 m) en een geschikte doorsnede hebben om de
verliezen beperkt te houden. Bijvoorbeeld 2,5 mm² bij 10 A en 2 m; 4 mm² bij 20 A en 2 m; 6 mm²
bij 30 A en 2 m. Voor de functie van de temperatuurcompensatie van de laadspanning moeten
regelaar en accu ongeveer dezelfde temperatuur hebben. Is dit montagetechnisch niet mogelijk,
dan is als accessoire een externe temperatuursensor verkrijgbaar.
Monteer de laadregelaar niet buiten. Het apparaat moet zo gemonteerd worden dat het
beschermd is tegen vocht, druppel-, spuit-, en regenwater evenals tegen directe of indirecte
verwarming, bijvoorbeeld door zoninstraling.
Het apparaat ontwikkelt ook in normaal bedrijf warmte. De voor koeling benodigde ventilatie
achterlangs mag niet worden belemmerd door de montage of door de inbouw in een extra
behuizing.
Het ingebouwde LC-Display moet tegen UV-straling (bijvoorbeeld zonlicht)
worden beschermd. Bij langdurige inwerking van UV-straling kan het LCD permanent verkleuren.
2.2.
Aansluiten van de regelaar
Sluit de afzonderlijke componenten aan op de aansluitingen voorzien van de hiervoor bedoelde
symbolen. De volgende aansluitvolgorde dient te worden aangehouden:
1.
Aansluiting van de accu aan de laadregelaar - plus en min
Let op!
Als bij het aansluiten de + en de - kabel per ongeluk met elkaar contact maken
kan er een zeer grote stroom gaan lopen. (brandgevaar). Wij adviseren
daarom altijd een zekering op te nemen in de + leiding, vlak bij de accu.
2 .
Aansluiting van het zonnepaneel aan de laadregelaar - plus en min
3.
Aansluiting van de verbruikers aan de laadregelaar - plus en min
Bij een de-installatie geldt de omgekeerde volgorde!
Let op: De automatische systeeminstelling van de regelaar op 12 V of 24 V functioneert
niet correct als deze aansluitvolgorde niet wordt aangehouden. Dit kan tot beschadiging
van de accu leiden!
Om de benodigde luchtcirculatie voor koeling van de
regelaar te garanderen dient aan elke kant van het
apparaat een vrije ruimte van 15 cm vrijgehouden te
worden. De maximaal toelaatbare
omgevingstemperatuur mag op de montageplaats nooit
worden onder- of overschreden.
Pagina 5 van 15