Installatievoorschrift MatriX 450/500 III en MatriX 450/650 III
2.1
Eerste keer ingebruikname van de
haard
Zorg voor extra ventilatie en open alle ramen van
de ruimte tijdens de eerste keer ingebruikstelling
van de haard. Stook de haard enige uren op de
hoogste stand zodat de lak de kans krijgt om uit te
harden en eventuele vrijkomende dampen veilig
worden afgevoerd. Houd kwetsbare personen en
huisdieren buiten deze ruimte tijdens dit proces!
3
Installatie-eisen
3.1
Toestel
Dit toestel mag niet worden ingebouwd in
een chloorhoudende omgeving.
(Zwembaden e.d.)
Dit toestel moet worden ingebouwd in
een bestaande of nieuw te bouwen boe-
zem.
Voor apparaten met flexibele gasleidingen
wordt de besturingseenheid (afb. 1.1) om
transportredenen aan de rechterkant van
het krat geplaatst. Maak het los en mon-
teer het samen met de externe toegangs-
deur zo laag mogelijk in de valse schoor-
steen.
(Om schade aan kabels en leidingen tij-
dens transport te voorkomen, zijn ze aan
elkaar gebonden door kabelbinders. Ver-
wijder deze om een goede werking van het
apparaat te garanderen.)
3.2
Boezem
De boezem moet van onbrandbaar mate-
riaal zijn opgebouwd.
De ruimte boven de haard dient altijd ge-
ventileerd te worden. (m.b.v. de optionele
roosters) of een vergelijkbaar alternatief
met een minimale vrije doorlaat van
200cm² per rooster.
De boezemconstructie mag niet rusten op
het inbouwframe van de haard.
3.3
Eisen afvoer en uitmonding
Voer altijd een afvoerberekening uit alvorens u
gaat installeren (zie hoofdstuk 11) en plaats de
juiste stuw! (Standaard is stuw 30mm gemon-
teerd).
Voor de aan- en afvoer moet u altijd ge-
bruik maken van de door Faber voorge-
schreven en te leveren afvoermaterialen.
Neem hiervoor contact op met Glen Dim-
plex Benelux B.V. Alleen met gebruik van
deze materialen kan door Faber een
goede werking worden gegarandeerd.
Het afvoermateriaal (EN 1856-1 T600 N1
D Vm – L20040 O(50)) moet min. 50mm
10 <
<
<
<
afstand hebben tot brandbare materialen.
Gerekend vanaf buitenkant afvoer-materi-
aal.
Uitmondingen (fig. 1.4)
De gecombineerde aan- en afvoer kan zowel door
de gevel als door het dak uitmonden.
Controleer of de door u gewenste uitmonding vol-
doet aan de lokale voorschriften aangaande hinder
en ventilatieopeningen.
Let op!
Voor de goede werking dient de uitmonding
tenminste 0,5m verwijderd te zijn van:
hoeken van het gebouw;
dakoverstekken en balkons;
dakranden (met uitzondering van de
nokrand, zie hoofdstuk 15).
C11, uitmonding via de gevel
Door een gevel of wand uitmondend maakt u ge-
bruik van een Faber geveldoorvoer.
Afhankelijk van de afvoerberekening kan dit
100/150mm of 130/200mm zijn.
C31, uitmonding via het dak
Door een (vlak)dak uitmondend, maakt u gebruik
van een Faber dakdoorvoer met een diameter van
100/150mm.
C91, bestaande schoorsteen
Op een bestaande schoorsteen maakt u gebruik
van een Faber schoorsteenuitlaat met een diame-
ter van 100/150mm. De bestaande schoorsteen
functioneert als luchttoevoer en een door de
schoorsteen getrokken flexibele RVS buis voert de
rookgassen af. De bovenzijde (Faber plakplaat) en
onderzijde (Faber schoorsteenaansluitset) dienen
luchtdicht afgesloten te worden.
Afhankelijk van de berekende afvoerdiameter
moet u gebruik maken van een door Faber voor-
geschreven flexibele RVS buis van Ø100mm
(art.nr. AJ005503) of Ø130mm (art.nr. AJ005603).
Neem hiervoor contact op met Glen Dimplex Be-
nelux B.V.
Let op!
De minimale schoorsteendiameter moet
voor een flexibele RVS buis 130mm,
200x200mm zijn en voor een flexibele
RVS buis 100mm, 150x150mm zijn.