Toepasbare modussen:
Beelden maken met de ingebouwde flits
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
De flits instellen voor opnamen.
Druk op 1 [‰].
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel
[‡]
([Auto])
[
]
([Intelligent auto])
[
] ([Auto/rode-og])
[‰]
([Flitser altijd aan])
([Lngz. sync./
[
]
¢2
rode-og])
[Œ]
([Gedwongen uit])
¢1 Deze kan alleen ingesteld worden wanneer de Intelligent Automatische Functie ingesteld is.
¢2 De flits wordt twee keer geactiveerd. Het object mag niet bewegen totdat de tweede
flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits hangt af van de helderheid van het
onderwerp.
[Rode-ogencorr]
de flitsicoon.
A Fotoflits
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor
de opnamecondities.
¢1
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor
de opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om
het rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het
¢2
beeld) te verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor
de eigenlijke opname.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen in slecht belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
•
Gebruik deze functie wanneer uw object
achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht staat.
Als u beelden maakt met een donker landschap op de
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de
flitser geactiveerd wordt, zodat het donkere landschap op de
achtergrond helder zal worden. Tegelijkertijd neemt het
rode-ogeneffect af.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
•
Gebruik deze functie om opnames te maken op plaatsen
waar het gebruik van een flitser niet toegestaan is.
(P84)
op het [Opname] menu is ingesteld op [ON], [
Opnemen
Beschrijving van instellingen
- 53 -
] verschijnt op