De aandrijfriem van de rotor
vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsu-
ren—Controleer de aandrijfriem
van de rotor op slijtage of beschadi-
gingen.
Voer een visuele controle uit van de riem (Figuur 11)
en zoek naar vuil, slijtage, scheuren en tekenen van
oververhitting. Vervang de riem als hij te versleten is of
tekenen van beschadiging vertoont.
Opmerking: Figuur 11 toont de riem in onderaanzicht.
U kunt de riem echter zowel van onderen als van
boven controleren, instellen of vervangen als u de juiste
beschermkap verwijdert.
1. Borgmoer
2. Spanslot
Om de riem te vervangen, voert u de onderstaande
stappen uit. Raadpleeg daarbij Figuur 11:
1. Verwijder de spanpoelie en de versleten riem.
2. Breng de nieuwe riem en de spanpoelie aan.
3. Schakel de hendel van de messen in
(vermogenaftakas) en controleer de spanning
op de riem.
U kunt met een belasting van 4,5 kg de riem in
het midden van het langste eind 13 mm bewegen
als de riem van de maaier de juiste spanning heeft
(Figuur 11).
Belangrijk: De riem moet stevig genoeg
gespannen zijn om tijdens het maaien niet te
Figuur 11
3. Speling van 13 mm op dit
punt
4. Spanpoelie
slippen bij een grote belasting. Te strak spannen
verkort de levensduur van de tandwielkast, riem
en spanpoelie.
Stel de spanning als volgt in:
A. Draai de borgmoer los (Figuur 11)
B. Draai het spanslot. Vergroot de lengte tussen
de oogbouten om de spanning van de riem te
vergroten, of verklein de lengte om de spanning
te verlagen.
C. Draai de borgmoer vast.
Het oliepeil van de
tandwielkast controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren
1. Verwijder de bovenste kap (Figuur 7).
2. Verwijder de dop uit de vulopening van de
tandwielkast en controleer het oliepeil (Figuur 12).
Het oliepeil moet tot aan de onderkant van de
vulopening komen.
1. Vulopening tandwielkast
3. Als het peil te laag is, voegt u EP 220 olie toe langs de
vulopening tot de olie uit de opening begint te lopen.
4. Breng de dop aan op de vulopening.
5. Plaats de bovenste kap.
9
Figuur 12