2. HET AANTAL LUSWIKKELINGEN
Om redenen van gelijkvormigheid mag de antennefactor, die bepaald wordt door de oppervlakte van de lus vermenigvuldigd met het aantal wikkelingen,
nooit groter zijn dan NA = 20.
Bijvoorbeeld:
Lus A: indien L = 2 m, Ea = 1 m en het aantal wikkelingen = 4,
dan NA = 2 x 1 x 4 = 8 < 20
Lus B: indien L = 2 m, Eb = 1 m en het aantal wikkelingen = 4,
dan NA = 2 x 1 x 4 = 8 < 20
Oppervlakte
< 3 m²
3 - 5 m²
6 - 10 m²
3. GROEFDIEPTE
Dichtingsmiddel
AANSLUITING
RELAISCONFIGURATIES - PASSIEVE MODUS
NO (PIN 10 & 11)
NC (PIN 3 & 5)
INSTELLINGEN
1. CONFIGURATIES (zie configuratietabel op blz. 4 - alleen voor MATRIX-4-D)
Configuratie # 1: onafhankelijke modus
Configuratie # 2: gecombineerde modus
2. DRUKKNOP
De drukknop heeft twee functies:
• Korte druk op de drukknop (tot 2,5 seconden): bevestiging van een verandering van de draai- of DIP-schakelaar (1 tot 6).
Als een verandering van een schakelaar niet bevestigd wordt, knippert de groene LED, maar behoudt de sensor zijn vorige
instellingen.
• Lange druk op de drukknop (van 2,5 tot 10 seconden): nieuwe setup starten nadat een lusfrequentie veranderd werd of na
veranderingen betreffende de lusinstallatie.
Aantal wikkelingen
4
3
2
30 - 50 mm afhankelijk van het aantal wikkelingen
De groeven reinigen en drogen alvorens de kabel te
plaatsen.
Vermijd metalen objecten in nabijheid van de lussen.
PIN 1
Voeding
PIN 2
Voeding
Relais 2 (NC)
PIN 3
Relais 2 (COM)
PIN 4
PIN 5
Relais 1 (NC)
PIN 6
Relais 1 (COM)
GEEN VOEDING
LUS A
LUS B
Grote lussen of lange aansluitkabels
beïnvloeden de gevoeligheid
(max. 100 m).
PIN 7
PIN 8
PIN 9
PIN 10
PIN 11
GEEN DETECTIE
LUS A
D
Aansluitkabel
D = min. 1 m
LUS B
Zorg ervoor dat de afstand D het toelaat een
object op beide lussen tegelijkertijd met de
directionele modus te detecteren.
Niet gebruikt
Niet gebruikt
Niet gebruikt
Relais 1 (NO)
Relais 2 (NO)
DETECTIE
Aansluitkabel