Voor een goede werking van de warmtepomp moet de omgevingstemperatuur
tussen -5 en +43 °C liggen.
Voorafgaande opmerkingen
• Controleer of het apparaat veilig staat.
• Controleer dat de manometer een druk van meer dan 80 PSI aangeeft.
• Controleer of alle elektrische leidingen intact zijn en correct zijn aangesloten
op de klemsokkels zijn verbonden.
• Controleer de aardaansluiting.
• Controleer of de hydraulische aansluitingen goed zijn vastgedraaid en
geen lekken bestaan.
• Controleer of het water in de warmtepomp goed circuleert en
dat het debiet voldoende is.
• Verwijder alle vreemde voorwerpen en gereedschappen van de warmtepomp.
Inschakelen van de warmtepomp
1. Controleer of stroomonderbreker en drukverschilschakelaar actief zijn.
2. Activeer de circulatiepomp als deze niet is gekoppeld.
3. Stel de bypass- en regelkleppen in.
4. Schakel de warmtepomp in door eenmaal op de knop
5. Stel de tijd van de regeleenheid in (paragraaf 4.6).
6. Selecteer met behulp van een van de bedrijfsmodi van de regeleenheid
de gewenste
temperatuur (paragraaf 4.2).
7. De compressor van de warmtepomp wordt na enkele seconden ingeschakeld.
Het enige wat u nu nog hoeft te doen, is wachten tot de gewenste temperatuur is bereikt.
BELANGRIJKE OPMERKING:
Onder normale omstandigheden kan een geschikte warmtepomp, het zwembadwater
in een zwembad met +1 tot + 2 °C per dag verwarmen. Daarom is het heel normaal dat
u aanvankelijk geen temperatuurverschil in het systeem voelt, zelfs als de warmte-
pomp werkt. Een verwarmd zwembad moet worden afgedekt om warmteverlies te
voorkomen.
Zwembad warmtepompen
te drukken.
149
Opmerkingen voor
5
de ingebruikname
Voorwaardes voor de
5.1
ingebruikname van de
warmtepomp
NL