Verhelpen van storingen
Storingen:
Het apparaat start niet op.
Het apparaat schakelt uit tijdens bedrijf.
De ventilator draait, maar de gastoevoer is geblokkeerd
of er is geen vlam.
De vlam dooft als de drukpen van de ontstekingsbeveiliging
wordt losgelaten.
De gastoevoer is onderbroken
of de vlam dooft.
Het apparaat verbruikt te veel brandstof.
Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld.
Het verwarmingsvermogen daalt tijdens continubedrijf.
Oorzaak:
1. Het apparaat heeft geen elektrische aansluiting.
2. De ventilatormotor is overbelast of de luchttoevoerventilator loopt
onregelmatig of is geblokkeerd.
3. De bedrijfsschakelaar is defect.
4. Geen gasdruk.
5. Er ontstaan geen ontstekingsvonken.
6. Het aanzuigrooster van de luchttoevoerventilator is vervuild.
7. Er is sprake van een uitschakeling door de temperatuurbegrenzer.
8. De ontstekingsbeveiliging opent de gastoevoer niet of houdt deze
niet geopend.
9. De piëzo-ontsteker is defect.
10. Het thermo-element of de temperatuurbegrenzer is defect.
11. Losse of vervuilde verbinding tussen de ontstekingsbeveiliging en
het thermo-element.
12. De drukregelaar is defect, er is een verkeerde drukregelaar ge-
monteerd of de slangbreukbeveiliging (sbb) is vergrendeld.
13. De gasfles(sen) is/zijn bevroren als gevolg van grote gasafname
en lage temperaturen.
14. De magneetklep sluit niet. Sluit de gastoevoer.
15. Lekkende gasleiding.
Oorzaak:
1 – 2 – 3 – 4 – 7
2 – 4 – 7 – 12 – 13
4 – 5 – 8 – 9 – 12
8 – 10 – 11
4 – 6 – 7 –10 – 11 – 12 – 13
12 – 15
3 – 14
13
Oplossing:
Sluit de stekker aan op een geschikt stopcontact
(230 V/50 Hz). Vervang de stekker als deze defect is.
Controleer de motor, ventilatorwaaier en meenemerkoppeling.
Vervang de bedrijfsschakelaar.
Controleer of er gas naar het apparaat wordt aangevoerd.
Controleer de inhoud van de gasflessen.
Controleer de gasslang op beschadigingen.
Ontgrendel de slangbreukbeveiliging of vervang deze.
Stel de ontstekingselektrode in volgens de specificatie.
Controleer de ontstekingskabel.
Controleerde de porseleinen isolatie van de elektrode.
Reinig de het aanzuigrooster.
Controleer het aanzuig- en uitblaasrooster (evt. reinigen).
Controleer of er voldoende frisse lucht wordt aangevoerd.
Vervang de ontstekingsbeveiliging.
Vervang de piëzo-ontsteker.
Controleer het thermo-element of de temperatuurbegrenzer en
vervang deze zo nodig
Controleer de verbinding en reinig deze zo nodig.
Monteer een originele drukregelaar.
Ontgrendel de slangbreukbeveiliging of vervang deze.
Vervang de gasfles(sen) en sluit 2-3 flessen aan met
de meerflessenset, EDV-nr. 1014050.
Laat de vlam uitbranden.
Zet de bedrijfsschakelaar in stand "0" en haal de voedingsstekker uit
het stopcontact.
Vervang de magneetklep.
Lokaliseer de lekkage met een schuimmiddel en verhelp de lekkage.
13