gegevensvelden: hiermee kunt u
gegevensvelden op de kaartweergave
weergeven of verbergen.
geavanceerde kaartinstellingen:
hiermee kunt u de zoomniveaus, het
tekstformaat en de mate van detaillering
voor de kaart instellen.
• Zoomniveaus: selecteer het
zoomniveau voor kaartitems.
• Tekstformaat: selecteer het
tekstformaat voor kaartitems.
• Detail: hiermee stelt u in hoeveel
details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven
van meer details is het mogelijk dat
de kaart langzamer opnieuw wordt
getekend.
Kaartinformatie: schakel het
selectievakje in als u de desbetreffende
kaart wilt in- of uitschakelen. Dit kan
handig zijn als er meerdere kaarten op de
Oregon zijn geladen.
Oregon-serie - Gebruikershandleiding
De Oregon aanpassen
Track-instellingen
Een track is een registratie van uw
route. Tik in het hoofdmenu op
in
> Tracks.
Tracklog: hiermee kunt u trackregistratie
in- en uitschakelen.
Opnamemethode: selecteer een
opnamemethode voor tracks. Tik
op Afstand, Tijd of Auto. Als de
opnamemethode is ingesteld op Tijd of
Afstand, geeft u het specifieke tijds- of
afstandsinterval op. Tik op Auto om de
tracks met variabele resolutie op te slaan
zodat een optimaal beeld ontstaat van
uw tracks.
interval: selecteer een opnamesnelheid
voor het tracklog. Bij meer frequente
registratie van punten ontstaat er een
gedetailleerdere track, maar raakt het
tracklog ook sneller vol.
AutoArchiveren: selecteer een
automatische archiveringsmethode
voor het ordenen van uw tracks.
Tracks worden automatisch opgeslagen
Stel
27