7. Bijvul-interval
PzM variant
PzM - 4 W (PzM + 50 Hz Cf = 1,2)
PzM - 8 W (PzM + Hf Cf = 1,10)
PzM - 13 W (PzM EC***+ Hf Cf = 1,07)
Opmerkingen
*
80% ontlading, 5 werkdagen per week en een gemiddelde batterijtemperatuur van 30°C
**
Het aantal cycli kan afnemen bij gebruik in 3 shiften met een hoge batterijtemperatuur.
*** Elektroliet - Circulatie (= Elektrolietmenging)
OPtIES
Waterbijvulsysteem (accessoire in optie)
1. Gebruik
Het vulsysteem wordt gebruikt om het nominale elektroliet-
niveau automatisch te regelen.
De gassen die tijdens het laden geproduceerd worden,
kunnen door een opening in de stop ontsnappen.
NieT BijvuLLeN TijdeNs de eersTe 10 cycLi.
2. Werking
Een afsluiter verbonden met de vlotter van de dop regelt
de hoeveelheid water die nodig is voor het vullen. De
hydraulische druk blokkeert op het juiste moment de
watertoevoer. Neem de volgende regels in acht voor een
goede werking van het systeem:
2.1 Manueel of automatisch bijvullen
Het bijvullen moet bij einde lading gebeuren omdat het
elektroliet dan optimaal gemengd wordt. Het bijvullen
gebeurt door aansluiting van snelkoppeling 7 van het
reservoir wordt aangesloten op snelkoppeling 6 van de
batterij. Manueel of automatisch aankoppelen moet volgens
de intervallen vermeld in punt 7 plaatsvinden.
2.2 tijd nodig voor het vullen
De tijd die nodig is voor het vullen van een batterij hangt af
van het gebruik van de batterij en de bedrijfstemperatuur die
de batterij tijdens het werken bereikt. Over het algemeen mag
men stellen dat het bijvulproces niet meer als enkele minuten
duurt en kan variëren naargelang het type van batterij. Bij
manuele bediening van het vulproces moet de toevoerslang
daarna van de batterij worden afgekoppeld.
2.3 Werkdruk van het water
Het vulsysteem moet zo worden geïnstalleerd dat er een
druk tussen 0,2 en 0,6 bar wordt bereikt. moet dus minimum
2 meter afstand zijn tussen de bovenkant van de batterij en de
bodem van het vulreservoir). Als men hiermee geen rekening
houdt zal het systeem niet correct functioneren.
2.4 Waterkwaliteit
Het water gebruikt in het vulsysteem moet gedemineraliseerd
of gedistilleerd zijn en een conductiviteit van niet meer dan
30 µS/ cm hebben. Het reservoir en de leidingen van het
systeem moeten grondig worden gereinigd en ontdaan van
alle vuildeeltjes voor men het systeem gebruikt.
2.5 Leidingen op de batterij
De montage van de leidingen op de elementen van een
batterij moet in serie of in serie paralel gebeuren en
de bestaande elektrische bekabeling volgen. Op deze
manier vermindert men het risico dat stroomlekken in de
aanwezigheid
van
laadgassen
(EN 62485-3). Nooit meer als 18 elementen in serie met elkaar
verbinden. Dit systeem mag op geen enkele manier gewijzigd
worden.
2.6 Bedrijfstemperatuur
Batterijen met een vulsysteem moeten geladen en gevuld
worden in ruimtes waar de temperatuur hoger is als 0°C.
Gebruik in 1 shift *
20 Cycli (4 weken)
40 Cycli (8 weken)
65 Cycli (13 weken)
explosies
veroorzaken
Bijvul - interval
2.7 Waterrad
Een klein waterrad geeft door zijn beweging tijdens het vullen
aan dat er water stroomt.
Als alle stoppen op de batterij gesloten zijn, stopt het waterrad
met draaien, wat het einde van het vulproces aangeeft.
1
2
1. reservoir
2. Afsluitkraan reservoir
3. electroventiel
4. Afsluitkraan vulsysteem
5. Waterrad
6. Mannelijke snelkoppeling
7. vrouwelijke snelkoppeling
8. Batterijlader
9. Bediening
Gebruik in 3 shiften **
20 Cycli (2 weken)
40 Cycli (5 weken)
65 Cycli (8 weken)
9
8
4
3
5
7
6