5. Steek de sleutel in de contactschakelaar en draai hem
volledig naar rechts om de startmotor in te schakelen.
Laat de sleutel los wanneer de motor start.
BELANGRIJK: De startmotor mag niet langer dan 30
seconden per keer worden gebruikt. Er moet ten min-
ste twee minuten worden gewacht tussen deze
aanslingerperiodes om de startmotor tegen oververhit-
ting en verzuiping te beschermen.
6. Voer een test uit om na te gaan of het veiligheidstart-
vergrendelingsysteem goed werkt. Raadpleeg het
hoofdstuk Veiligheidsstartvergrendelingsysteem.
7. Laat de motor enkele minuten stationair draaien voor-
dat u het gaspedaal intrapt en/of de dekkoppeling
activeert.
De motor afzettene
Gebruik de volgende procedure om de motor uit te
schakelen.
1. Zet beide stuurbedieningshendels in de parkeerstand.
2. Stel met het gaspedaal een laag toerental in, schakel
vervolgens de dekkoppeling uit. Raadpleeg het hoofd-
stuk Bediening van maaidek voor meer informatie.
3. Laat de motor gedurende een paar minuten op een
laag toerental lopen.
4. Draai de contactsleutel naar links naar de OFF-stand.
Verwijder de sleutel uit de schakelaar voordat u de
maaier verlaat.
De maaier verplaatsen met afgeslagen motor
De ontlastkleppen op de aandrijfassen maken het mogelijk
de maaier te verplaatsen als de motor niet meer werkt.
Laat het uitlaatspruitstuk van de motor afkoelen
voordat u de ontlastkleppen in- of uitschakelt. De
ontlastklepstangen bevinden zich dicht bij het uit-
laatsysteem.
Trek voordat u de eenheid verplaatst de ontlastklepstang
(Afbeelding 3-5) uit tot de inkeping in de stang over de rand
van de gleuf haakt. Dit plaatst de ontlastklep in de uitges-
chakelde stand.
Plaats de stuurbedieningshendels in de neutrale stand om
de parkeerremmen vrij te geven zodat de maaier kan worden
verplaatst.
Sleep de machine niet weg. Verplaats deze met de hand of
gebruik een lier om de machine op een aanhangwagen te
brengen voor transport.
Zet de maaier goed vast, terwijl deze naar voren is gericht,
bij transport op een ander voertuig. Bind de maaier stevig
vast met banden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de ban-
607768CE
den aan de voorkant als die aan de achterkant moeten naar
beneden zijn gericht, bij de machine vandaan.
BELANGRIJK: Zorg er altijd voor dat de twee ontlastklep-
pen worden teruggezet naar hun bedrijfsstand voordat u de
maaier gebruikt na reparatie.
Ontlastklep afgebeeld in bedrijfsstand
B
A
A. Ontlastklepstang
Afbeelding 3-5
Bediening van de maaier
Deze maaier is uitgerust met het SmoothTrak™-stuursys-
teem. Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het op
efficiëntie wijze bedienen van de maaier.
De maaier besturen
Stop nooit plotseling of verander plotseling van
richting, vooral niet wanneer u op een helling
manoeuvreert. De stuurinrichting is ontworpen
voor gevoelige respons. Snelle verplaatsing van de
bedieningshendels in beide richtingen kan result-
eren in een reactie van de maaier die ernstig letsel
kan veroorzaken.
Schakel na het starten van de motor de stuurbediening-
shendels en het stuur als volgt in:
Duw om vooruit te rijden de stuurbedieningshendels even
ver naar voren. Afbeelding 3-6
Trek om achteruit te rijden de stuurbedieningshendels even
ver naar achteren. Afbeelding 3-6
Duw om naar links te draaien de rechter stuurbediening-
shendel verder naar voren vanuit neutraal dan de linker stu-
urbedieningshendel.
Duw om naar rechts te draaien de linker stuurbedieningshen-
del verder naar voren vanuit neutraal dan de rechter stuurbe-
dieningshendel. Afbeelding 3-6
Duw om ter plaatse rond te draaien een stuurbedieningshen-
del naar voren en trek de andere stuurbedieningshendel naar
3-3
B. Gleu
REV B
CZ
DA
DE
EN
ES
FR
IT
NL
PT
SV