4 Functie
Instelling
Het systeem verlaagt de vochtigheid in
Drogen
een kamer zonder de temperatuur te
veranderen.
Het systeem verwarmt een kamer tot op
Verwarmen
het temperatuurinstelpunt.
Het systeem koelt een kamer tot op het
Koelen
temperatuurinstelpunt.
Het systeem regelt alleen de
Ventilator
luchtstroom (luchtstroomsnelheid en
uitblaasrichting).
Het systeem regelt de temperatuur
NIET.
Bijkomende informatie:
▪ Buitentemperatuur. Het koel- of verwarmingsvermogen van het
systeem neemt af bij een te hoge, respectievelijk te lage
buitentemperatuur.
▪ Ontdooien. Bij het verwarmen kan er ijs worden gevormd op de
buitenunit, waardoor het verwarmingsvermogen afneemt. In dat
geval schakelt het systeem automatisch over naar ontdooien om
het ijs te verwijderen. Bij het ontdooien blaast de binnenunit
GEEN warme lucht uit.
▪ Vochtigheidssensor. Regel de vochtigheid door ze tijdens het
koelen te verlagen.
4.2.1
Het systeem starten/stoppen en de
temperatuur instellen
: De unit draait.
: Bedrijfsstand = Automatisch
: Bedrijfsstand = Drogen
: Bedrijfsstand = Koelen
: Bedrijfsstand = Verwarmen
: Bedrijfsstand = Alleen ventilator
: Geeft de ingestelde temperatuur weer.
1 Druk één of meerdere keren op
selecteren.
Gevolg: De stand wordt als volgt ingesteld:
2 Druk op
om te starten.
Gevolg:
en de geselecteerde stand worden op het
scherm weergegeven.
3 Druk één of meerdere keren op
te verlagen of te verhogen.
Koelen
Verwarmen
18~32°C
10~30°C
Opmerking: In de droogstand of de stand alleen ventilator kan de
temperatuur niet worden ingesteld.
4 Druk op
om te stoppen.
Gevolg:
verdwijnt van het scherm. Het bedrijfslampje wordt
gedoofd.
Gebruiksaanwijzing
6
Beschrijving
om de bedrijfsstand te
of
om de temperatuur
Automatisch
Drogen of
alleen
ventileren
18~30°C
—
4.3
Luchtstroomsnelheid
1 Druk op
om te selecteren:
5 luchtstroomsnelheden, van "
Automatisch
Geluidsarme werking binnenunit. Wanneer de
luchtstroomsnelheid op "
stiller.
INFORMATIE
▪ Als de unit het temperatuurinstelpunt bereikt in de
stand koelen, verwarmen of in de automatische stand.
De ventilator stopt.
▪ In de droogstand kan de luchtstroomsnelheid NIET
worden ingesteld.
4.3.1
Luchtstroomsnelheid regelen
1 Druk op
om de uitblaasinstelling als volgt te veranderen:
4.4
Uitblaasrichting
Wanneer. Stel de uitblaasrichting in naar wens.
Wat. Het systeem blaast de lucht uit in de door de gebruiker
ingestelde richting (variabele of vaste stand). De horizontale of
verticale kleppen worden hiervoor bewogen.
Instelling
Beweegt omhoog en omlaag.
Verticaal automatisch
draaien
Beweegt van links naar rechts.
Horizontaal
automatisch draaien
Beweegt afwisselend omhoog en
+
3-D
omlaag en van links naar rechts
uitblaasrichting
[—]
Blijft in een vaste stand.
VOORZICHTIG
Verander de stand van de horizontale en verticale kleppen
ALLEEN met een gebruikersinterface. Wanneer u de
horizontale en verticale kleppen met de hand verplaatst
terwijl ze draaien, geraakt het mechanisme defect.
Het draaibereik van de horizontale klep hangt af van de
bedrijfsstand. De horizontale klep stopt in de bovenste stand
wanneer de luchtstroomsnelheid bij het omhoog en omlaag draaien
op laag wordt ingesteld.
4.4.1
Verticale uitblaasrichting regelen
1 Druk op
.
Gevolg:
verschijnt op het scherm. De horizontale kleppen
beginnen te draaien.
2 Om de horizontale kleppen niet meer te laten bewegen, druk op
wanneer zij de gewenste stand hebben bereikt.
Gevolg:
verdwijnt van het scherm. De horizontale kleppen
stoppen.
4.4.2
Horizontale uitblaasrichting regelen
1 Druk op
.
CTXA15+FTXA25~50(A)(B)2V1B(W)(S)(T)(B)
" tot "
"
" is ingesteld, werkt de unit
Uitblaasrichting
Daikin kamerairconditioner
3P485919-7S – 2020.05