5
Druk het document nogmaals af om te testen of de kwaliteit is verbeterd.
6
Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, voert u de reinigingsprocedure nog maximaal twee keer uit.
Spuitopeningen en contactpunten van de inktcartridge
schoonvegen
1
Verwijder de inktcartridge(s) uit de printer.
2
Maak een schone, pluisvrije doek vochtig met water en plaats de doek op een plat oppervlak.
3
Houd de spuitopeningen voorzichtig ongeveer drie seconden tegen de doek en veeg in de aangegeven richting.
4
Houd een ander schoon gedeelte van de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten en veeg de
contactpunten voorzichtig schoon in de aangegeven richting.
5
Herhaal stappen 3 en 4 met een ander schoon gedeelte van de doek en laat vervolgens de spuitopeningen goed
drogen.
6
Plaats de inktcartridge(s) terug in de printer en druk het document nogmaals af.
7
Als de afdrukkwaliteit niet verbetert, kunt u proberen de spuitopeningen schoon te vegen en het document
nogmaals af te drukken.
8
Voer stap 7 nog maximaal twee keer uit.
9
Is de afdrukkwaliteit hierna nog steeds niet naar behoren, dan moet u de inktcartridge(s) vervangen.
33