Bediening
Batterijen plaatsen
Let op
Zorg dat het oppervlak van het apparaat droog is en
het apparaat is uitgeschakeld.
Plaats voor het eerste gebruik de meegeleverde batterijen (2 x
1,5 V AAA).
Ga als volgt te werk voor het plaatsen van de batterijen in het
apparaat:
1. Trek de afdekking van het batterijvak (7) naar achter.
2. Plaats de batterijen met de polen op de goede plaats in het
batterijvak (5).
3. De afdekking van het batterijvak (7) weer op het apparaat
schuiven, zorg dat deze vergrendelt.
Apparaat inschakelen
1. Het apparaat inschakelen, door de draairegelaar (1) in de
richting van de meetpen te draaien.
ð Er klinken twee korte signaaltonen en de meetpen (4)
gaat twee keer rood branden.
Info
Na het inschakelen is met 5 V altijd de hoogste
meetgevoeligheid van het apparaat ingesteld. Het
draaien van de draairegelaar (1) in de richting van de
meetpen, verlaagt de meetgevoeligheid van het
apparaat.
Let op
Het apparaat kan geen wisselspanningen onder 5 V of
boven 1000 V detecteren.
NL
7
spanningstester BE 16
Meetgevoeligheid instellen
U kunt de meetgevoeligheid van het apparaat instellen met de
draairegelaar (1). Direct na het inschakelen kan het apparaat
aanwezige wisselspanningen tussen 5 V en 1000 V detecteren.
Draai de draairegelaar (1) in de richting van de meetpen van het
apparaat, om de meetgevoeligheid te verlagen. Heeft u de
draairegelaar tot de aanslag in de richting van de meetpen
gedraaid, is de meetgevoeligheid van het apparaat maximaal
verlaagd. Het apparaat kan nu hogere wisselspanningen van
maximaal 1000 V detecteren. Op slechts geringe
wisselspanningen reageert het apparaat met deze ingestelde
meetgevoeligheid niet meer.
5V
1000V
Werking van het apparaat testen voor een meting
Let op
Test vóór het in gebruik nemen de werking van het
apparaat bij een bekende spanningsbron, bijv. een
bekende en veilige 230 V spanningsbron of bij een
bekende en veilige 9 V blokbatterij. Selecteer het
correcte meetbereik!
ü Er zijn opgeladen batterijen in het apparaat geplaatst.
1. Het apparaat inschakelen.
ð De meetpen (4) knippert twee keer rood en bovendien
klinkt twee keer een toonsignaal.
ð De indicatie-LED knippert daarna met regelmatige
tussenpozen telkens twee keer kort, in dat geval echter
zonder toonsignaal. De indicatie-LED knippert niet als
de geplaatste batterijen te zwak zijn! In dit geval geen
meting meer uitvoeren en de batterijen onmiddellijk
vervangen!
ð U kunt het apparaat gebruiken voor het zoeken naar
wisselspanningen.
5