U kunt de code-autorisaties van een gebruiker zodanig instellen dat hij/zij kan inschakelen, uitschakelen, uitgangen kan activeren, meldingen kan verzenden en
zones kan blokkeren. U kunt een gebruikerscode ook instellen als hoofdcode en opgeven tot welke partities de gebruiker toegang heeft. Hiertoe drukt u OK en
voert u een hoofdgebruikerscode in. In een nieuw systeem is Gebruiker 1 standaard de hoofdgebruiker. Ga met de toetsen
1. Er wordt een lijst met alle gebruikers weergegeven. De gebruikers worden in
groepen van 10 weergegeven.
2. Selecteer de gebruikersgroep. Ga met de toetsen
gebruikersnummer en druk op OK.
De functies selecteren die een gebruiker kan uitvoeren
•
Ga met de toetsen
code-autorisaties weergegeven. Zie de woordenlijst voor meer informatie.
•
Blader door de lijst met code-autorisaties en druk OK om code-autorisaties aan
de geselecteerde gebruiker toe te wijzen. Selecteer NO [Nee] om terug te keren.
Belangrijk: Wanneer de rechten Uitg. Gebruikt? voor de gebruiker zijn geselecteerd,
verliest deze gebruiker zijn/haar hoofdgebruikersrechten en kan hij/zij geen
gebruikersinformatie meer bewerken! Onthoud dat u deze rechten enkel toekent aan
standaard gebruikerscodes!
De partities selecteren waartoe een gebruiker toegang heeft
•
Ga met de toetsen
gebruiker toegang heeft, worden weergegeven.
•
Druk op een partitienummer om het aan de geselecteerde gebruiker toe te
wijzen. Druk het nummer opnieuw om de toewijzing van de partitie te annuleren.
Druk op OK.
Code-autorisaties wijzigen
naar het relevante
naar Autorisaties en druk op OK. Er wordt een lijst met
naar Partities en druk op OK. De partities waartoe de
........
Codes 1 - 10
+(1) Jaap Maalders
........
........
........
........
........
Partities
1 _ 3 4
naar Gebruikers en druk op OK.
OK
OK
NO
OK
NX-10-gebruikershandleiding
20