Het systeem uitschakelen na een alarm
Er zijn verschillende alarmtypes. Een inbraak- en sabotagealarm worden d.m.v. een ononderbroken sirenetoon gesignaleerd. Een brandalarm wordt d.m.v.
een pulserende sirenetoon gesignaleerd. Bij alle alarmmeldingen gaat het codeklavier snel piepen. Zie
een brandalarm.
1.
Voer uw gebruikerscode in om het systeem uit te schakelen.
2. De sirene wordt gestopt, het codeklavier stopt met piepen en het
alarmgeheugen wordt weergegeven.
3. Het alarmgeheugen geeft de zone(s) weer waar het alarm zich heeft
voorgedaan. In het voorbeeld heeft zich een inbraakalarm voorgedaan in zone 8.
4. Druk op de toetsen
om de verschillende zones die in het alarmgeheugen
zijn vermeld weer te geven.
5. Druk op OK. Het systeem is gereed om te worden ingeschakeld.
Opmerking: U kunt het alarmgeheugen op elk ogenblik via het gebruikersmenu of
het Quick User menu weergeven. Open het Quick User menu door achtereenvolgens
te drukken
op de toetsen OK en
drukken.
, Alarmgeheugen te selecteren en op OK te
pagina 14
voor informatie over hoe te reageren bij
........
........
........
8 Alarm Memo
Zone 8
........
........
Systeem gereed
Aan? Geef code
OK
NX-10-gebruikershandleiding
13