3. Steek de draad nu door de daarvoor bedoelde
draadgeleider (afb. N).
4. Leid de draad tussen de twee schijven van de
draadspaninrichting (1) & (2) door (afb. O).
De draad moet precies tussen de twee
schijven van de draadspaninrichting
komen te zitten.
5. Leid de draad door de met kleuren
gemarkeerde draadgeleiders (22) (afb. O & P).
6. Leid de draad zoals afgebeeld door de
draadgeleider (21) (afb. Q).
7. Leid de betreffende draad daarna zoals
afgebeeld achter de draadgeleider van de
naaldhouder langs en steek hem vervolgens
van voren naar achteren door het oog van de
betreffende naald (afb. R).
8. Trek de uiteinden van de draden ongeveer 10
cm uit de ogen van de naalden naar buiten.
9. Zet de persvoet (25) omhoog en leg de draden
eronder; laat de persvoet daarna weer zakken.
10. Sluit na het inrijgen de vrije arm en de
frontklep.
Draad inrijgen in de naalden
23 van 52