A
Indicator activering
B
Grootlichtindicator
C
Linkerrichtingaanwijzer
D
ABS (antiblokkeringsremsysteem) indicator
E
Laadindicator
F
Temperatuurwaarschuwingsindicator
Knipperend licht: Geeft aan dat de motorfiets door de motorrijder is
ingeschakeld, maar nog niet gereed is om koppel te produceren.
Brandend licht: Geeft aan dat de motorfiets onder spanning staat of klaar is
om bereden te worden als de gashendel wordt bediend.
Wanneer het grootlicht is ingeschakeld, brandt deze indicator blauw en blijft
deze branden totdat het grootlicht wordt uitgeschakeld.
Knippert groen als er een linker bocht wordt geselecteerd met de
richtingaanwijzerschakelaar. Deze pijl blijft knipperen totdat de
richtingaanvraag is geannuleerd.
De indicator gaat branden wanneer de sleutel in de ON-positie staat. De
indicator gaat uit zodra de motorfiets meer dan 3 mph (5 km/h) rijdt. Tenzij
er sprake is van een storing, blijft de indicator uit totdat de motor wordt uit-
en ingeschakeld en de sleutel weer wordt teruggezet in de ON-positie.
Zie
"ABS (antiblokkeerremsysteem)", op pagina 4.6
informatie.
Groen - knippert langzaam: De motorfiets wordt opgeladen.
Groen - brandt: Accu is volledig opgeladen.
Oranje - knippert snel: Er is een laadfout geconstateerd.
Een knipperend lampje geeft aan dat een of meer onderdelen van de
aandrijflijn hun temperatuurlimiet naderen. De prestaties worden niet
beïnvloed.
Als het lampje continu brandt, geeft dit aan dat een of meer onderdelen
van de aandrijflijn hun temperatuurgrens hebben overschreden. De
prestaties zullen beperkt zijn totdat het onderdeel (de onderdelen)
voldoende is (zijn) afgekoeld.
Zie
"Temperatuurindicator", op pagina
Bediening en onderdelen
voor meer
4.5.
3.11