Aansluiting met rubberleiding
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberslang conform de
kenmerken van de van kracht zijnde norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de slang wordt aangegeven).
Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig op
de gasverbinding 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan. Plaats de
rubberen leiding 5 op slangaansluiting 3 en
bevestig ze met de ring 4 conform de
geldende norm.
152
Installatie
Afhankelijk van de diameter van de
gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 6 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 7. Plaats, na het
aanspannen van de slangaansluiting, de
gasleiding 5 op de slangaansluiting 6 of 6 + 7
en bevestig deze met de klemring 4
conform de geldende norm.
De aansluiting met rubberslang
conform de van kracht zijnde
normen mag enkel uitgevoerd
worden wanneer de leiding over
de volledige lengte geïnspecteerd
kan worden.
De binnendiameter van de buis
moet 8 mm zijn voor vloeibaar gas
en 13 mm voor methaan en
stadsgas.