Gebruikersinformatie
EWE-FLEXORIPP-watermeterput
Editie 01/2017
Op de watermeterputinstallatie wordt in de fabriek een PE-passtuk gemonteerd.
!
Het PE-passtuk dient enkel als plaatshouder voor de watermeter en is niet voor
de werking geschikt.
2.2
De watermeterput moet, indien mogelijk, op een verhoogde plaats op het terrein
!
gezet worden of enkele centimeters boven het terreinniveau uitsteken.
De keuze van het formaat van de put dient op de vorstvrije legdiepte van de
pijpleiding te worden afgestemd en valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van
de gebruiker. De watermeterput vertoont op grond van zijn externe vorm een gunstig
gedrag bij opwaartse druk. Voorwaarde is de vakkundige inbouw met grindopvulling
en laagsgewijze verdichting. Het puthuis is waterdicht uitgevoerd en de verbinding met
het deksel is oppervlaktewaterdicht. In gebieden met gevaar op tijdelijke overstroming
moet een funderingsvakman geraadpleegd worden.
Als er achter de watermeterput platliggende toevoerleidingen
!
(zogenaamde zomerleidingen) geschakeld moeten worden, die voor het begin
van de vorstperiode geledigd moeten worden, dan adviseren wij u om in de
kabelgeleiding tussen de putuitgang en de aftapplaats een speciale armatuur aan te
brengen, bijv. een EWE-tuinventiel in combinatie met een inbouwset.
Bij een aftapplaats buiten biedt een EWE-tuinhydrant hetzelfde comfort.
Voor een lediging van de erop volgende toevoerleiding in het puthuis is vanuit
!
een hygiënisch oogpunt speciale zorg nodig.
Zo dient tijdens een lediging het vrijgekomen water onmiddellijk te worden
weggepompt en daarna de ontwateringsopening gesloten te worden, om mogelijke
verontreinigingen in het leidingnet te voorkomen.
2.3
De watermeterput wordt inbouwklaar geleverd en kan in de voorbereide sleuf worden
geplaatst. De noodzakelijke werkzaamheden vallen onder de verantwoordelijkheid van
de gebruiker. De afstanden tot andere ondergrondse installaties als bouwwerken,
pijpleidingen, kabels, moeten conform DVGW-werkblad W 400 in acht worden genomen.
De eisen van DIN 4124 moeten in acht worden genomen.
Met mogelijke aardbewegingen ten gevolge van indrukking, verzakking of gronddruk,
bijv. veroorzaakt door hellingen, moet rekening worden gehouden.
Voor de fundering / ondergrond en de opvulling moet niet-samenhangende grond met
een korrelgrootte van max. 16 mm worden gebruikt.
Aanbevolen zijn zandsoorten SE, SW of SI en grind GE, GW, GI cf. de bodemclassificatie
F1 volgens DIN 18196, waarmee ook aan de voorwaarden voor de samendrukbaar-
heidsklassen en de vorstbestendigheid voldaan wordt.
De put moet zo snel mogelijk gefixeerd worden door het opvullen van de put.
Zo lang de bouwput niet volledig tot de terreinbovenrand is opgevuld, moet de
beveiliging tegen opdrijven door andere geschikte maatregelen gegarandeerd worden.
Actuele informatie op: www.ewe-armaturen.de
Aanwijzingen voor de installatieplaats
Bouwput en opvulling
9