4. TOEPASSINGSBEREIK
Gebruik het apparaat uitsluitend in een omgeving
die voldoet aan de voorwaarden uit onderstaande
tabel. In deze omstandigheden werkt het apparaat
veilig en optimaal.
KOELEN
BUITENTEMPERATUUR
TEMPERATUUR
30% t/m 90%
19 t/m 43
D
(Wanneer het apparaat gedurende lange
(Opmerking)
B
tijd in een omgeving met een luchtvochtig-
heid hoger dan 90% wordt gebruikt, kan
W
32 of minder
condensvorming op het apparaat ont-
B
staan en kan er water vanaf druppelen.)
DB: Droge-bol-temperatuur
WB: Natte-bol-temperatuur
OPMERKING
• De VENTILATOR wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de temperatuur 19°C of lager wordt.
• Gebruik de modi KOELEN of VENTILEREN nooit
wanneer de buitenluchttemperatuur 5°C of lager
is. Het apparaat zal in dat geval automatisch stop-
pen als bescherming tegen vorstschade. Schakel
in dat geval de modus AUTOMATISCHE BEDIEN-
ING of VERWARMEN in.
VERWARMEN[° C]
BUITENTEMPERATUUR
D
–5 t/m 15
B
(Opmerking)
DB: Droge-bol-temperatuur
OPMERKING
• De ventilatiemodus wordt automatisch inge-
schakeld wanneer de temperatuur 15°C of hoger
wordt.
Als de temperatuur of de luchtvochtigheid buiten
deze bereiken liggen, worden de veiligheidsvoorz-
ieningen geactiveerd en zal het apparaat mogelijk
niet werken.
5. BEDIENING
• Schakel, om het apparaat te beschermen, de
voedingsspanning 6 uur voordat u het apparaat
gaat gebruiken in.
• Als de voeding tijdens bedrijf uitgeschakeld wordt,
zal het apparaat na de voedingsonderbreking
automatisch opnieuw inschakelen.
• Dit apparaat kan niet worden gebruikt om de tem-
peratuur in een ruimte te regelen.
Als het noodzakelijk is om de temperatuur in de
ruimte te regelen, moet het gebruikt worden in
combinatie met een binnenunit.
• Dit apparaat is zo ontworpen dat de temperatuur
van de uitgeblazen lucht zo dicht mogelijk bij de
ingestelde temperatuur ligt.
5
[° C]
VOCHTIGHEID
Dit kan in bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
wanneer de buitenluchttemperatuur te sterk afwijkt
van de ingestelde temperatuur, niet mogelijk zijn.
Af fabriek wordt de temperatuur ingesteld op 18°C
voor koelen en 25°C voor verwarmen.
De ingestelde temperatuur kan met behulp van de
afstandsbediening worden ingesteld tussen 13 en
25°C voor koelen en tussen 18 en 30°C voor ver-
warmen. Neem voor het aanpassen van de ingest-
elde temperatuur contact op met uw leverancier.
De ingestelde temperatuur wordt niet weerge-
geven op de afstandsbediening.
5-1 DE FUNCTIES: KOELEN, VERWAR-
MEN, AUTOMATISCH BEDRIJF EN
ALLEEN VENTILATOR (Zie afbeelding 3)
• Wanneer in het display van de afstandsbediening
"
" (omschakelen geblokkeerd) wordt
weergegeven, is omschakelen naar een andere
functie niet mogelijk.
• Lees het hoofdstuk "5-3 DE MASTERAF-
STANDSBEDIENING INSTELLEN" wanneer in
het display van de afstandsbediening "
(omschakelen geblokkeerd) knipperend wordt
weergegeven.
• De ventilator blijft nog ongeveer één minuut draaien
nadat de functie verwarmen is uitgeschakeld.
• De ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is nor-
maal en dus geen storing.
Het systeem starten
Druk de keuzetoets voor het selecteren van de
1
functie zo vaak in tot de gewenste functie is
geselecteerd.
"
" Koelen
"
" Verwarmen
"
" Automatisch bedrijf
"
" Alleen ventilator
OPMERKING
• Koelen/Verwarmen
De buitenlucht wordt gekoeld of verwarmd
en daarna naar binnen gebracht.
• Automatisch bedrijf
Bij automatisch bedrijf wordt automatisch
omgeschakeld tussen koelen en verwarmen.
• Alleen ventilator
De buitenlucht wordt rechtstreeks naar bin-
nen gebracht.
Druk op de aan / uit toets.
2
De verklikkerlamp gaat branden en het
systeem wordt ingeschakeld.
Het systeem uitschakelen
Druk nogmaals op de aan / uit toets.
3
De verklikkerlamp dooft en het systeem wordt
uitgeschakeld.
"
Nederlands