De eerste ventilatiegroep stuurt alle aangesloten groepen aan.
De jumper tussen de contacten 1 en 2 of 2 en 3 van de CN7 aansluiting
bepaald de stroomrichting in de ventilatiemodus.
Als de jumper de contacten 1 en 2 verbindt, wordt de lucht uit de
kamer afgevoerd in de ventilatiemodus. (Fabrieksinstelling)
Als de jumper de contacten 2 en 3 verbindt, wordt er verse lucht
toegevoerd in de ventilatiemodus.
De jumperpositie bij elk in serie geschakelde groep bepaalt de
stroomrichting in de ventilatiemodus en de werking in de
recuperatiemodus.
Vb. Als de jumper bij de eerste groep de contacten 2 en 3
verbindt en de jumper bij de tweede groep de contacten 1 en 2
verbindt, zullen beide groepen in tegenovergestelde richting werken
in de recuperatiemodus.
Bij aansluiting van meer dan 10 groepen in serie wordt de stroomtoevoer niet meer voorzien van de vorige groep maar van de
11de ventilatiegroep (aansluitklem L en N). De stuursignalen G en D worden van de 10e ventilator overgedragen via een
2 x 0,5 mm ² kabel.
De ventilatiegroepen 12...20 worden op dezelfde manier met elkaar verbonden als de ventilatiegroepen 1.....10.
Al de aangesloten groepen worden aangestuurd door de eerste ventilatiegroep.
Ventilatiegroep n°1
Ventilator no.1
14
AANSLUITING VAN MEER DAN 10 GROEPEN IN SERIE
ALLE AANGESLOTEN
VENTILATIEGROEPEN MOETEN
GEAARD ZIJN
Ventilatiegroep n°10
Ventilator no.10
Besturing
eerste ventilatiegroep
Ventilatiegroep n°11
Ventilator no.11