1.4 Transistors
In deze fase worden de transistors in overeenstemming met de componen-
tenopdruk geplaatst en op de printbaan gesoldeerd.
Let daarbij op de positie: de omtrek van de transistorbehuizing moet
overeenstemmen met die van de opdruk op de printplaat. Oriënteer u hierbij
aan de afgevlakte kant van de behuizing. De aansluitpootjes mogen elkaar in
geen geval kruisen, bovendien moet dit onderdeel met ca. 5 mm afstand tot
de printplaat gesoldeerd worden.
Let op een korte soldeertijd, opdat de transistors niet door oververhitting
vernield worden.
T1 = BC 547, 548, 549 A, B of C
T2 = BC 547, 548, 549 A, B of C
1.5 Soldeerstiften
Druk nu de soldeerstiften vanaf de componentenzijde met behulp van een
vlakbektang in de boringen. Aansluitend worden de soldeerstiften aan de
printbaanzijde gesoldeerd.
2x soldeerstiften
1.6 Lichtdiodes (LED's)
Tot slot soldeert u de LED's met de juiste poling in de schakeling. Het kortere
aansluitpootje kenmerkt de kathode. Houdt men een lichtdiode tegen het
licht, dan herkent men de kathode aan de grotere elektrode binnenin de LED.
14
Transistor met klein vermogen
Transistor met klein vermogen
Aan de onderdelenzijde wordt de positie van de kathode door een "K"
aangeduid.
Soldeer eerst alleen één aansluitpootje van de diode vast, opdat deze nog
exact gericht kan worden. Als dit gebeurd is wordt telkens ook de tweede
aansluiting gesoldeerd.
LED's = rood Ø 5 mm
Als een duidelijk herkenningspunt van een LED ontbreekt of u twijfelt aan de
polariteit (omdat sommige fabrikanten verschillende kenmerken gebruiken),
dan kan deze ook door uitproberen bepaald worden. Daartoe handelt u als
volgt:
U sluit de LED via een weerstand van ca. 270 R (bij Low Current-LED 4 k 7)
aan op een voedingsspanning van ca. 5 V (4,5 V of 9-V batterij).
Licht de LED hierbij op, dan is de "kathode" van de LED juist met het minus
verbonden. Licht de LED niet op, is deze in blokkeerrichting aangesloten
(kathode aan plus) en moet omgepoold worden.
15