De monitor bedienen
Het gebruik van de functie Zelf-afstelling
U kunt gemakkelijk de schermprestaties voor de VGA-ingang optimaliseren met behulp van de knop Auto/Select op
de monitor en de zelf-afstellende patroonsoftware op de meegeleverde cd.
Gebruik deze procedure niet als uw monitor een DVI-of HDMI-ingang gebruikt. Als uw monitor de VGA-ingang
gebruikt, kan deze procedure de volgende beeld-kwaliteitstoestanden corrigeren:
Wazige of onduidelijke focus
■
Dubbele beelden, strepen of schaduweffecten
■
Vage verticale balken
■
Dunne horizontale rollende lijnen
■
Beeld niet gecentreerd
■
PAS OP: Er kan inbrandschade van een afbeelding ontstaan op een monitor die langdurig hetzelfde statische
beeld vertoont (als de monitor 12 uur achter elkaar niet wordt gebruikt). Om inbrandschade van een afbeelding op
uw monitor te voorkomen, moet u altijd een screensaverapplicatie activeren of de monitor uitzetten als deze lange
tijd niet gebruikt wordt. Inbranden van het beeld kan op alle LCD-schermen voorkomen.
Het gebruik van de functie zelf-afstellen:
1. Laat de monitor 20 minuten opwarmen voordat u aanpassingen uitvoert.
2. Druk op de knop Auto/Select op het voorpaneel van de monitor.
U kunt ook op de menuknop drukken en vervolgens Beeldbesturing en Automatisch aanpassen
❏
selecteren in het OSD-menu. Zie "Aanpassen van schermkwaliteit" in dit hoofdstuk.
Als het resultaat niet bevredigend is, gaat u verder met de procedure.
❏
3. Plaats de cd in het cd-rom-station van de computer. Het cd-menu wordt weergegeven.
4. Selecteer de taal.
5. Selecteer Zelf-afstellende software openen.
6. Het testpatroon wordt weergegeven.
Testpatroon zelf-afstelling
7. Druk op de knop Auto/Select op het voorpaneel van de monitor om een stabiel, gecentreerd beeld te krijgen.
4–2
Gebruikershandleiding