Het wordt sterk aangeraden om een zekering te plaatsen direct na de accu om te beschermen tegen
een eventuele kortsluiting van de accu. Het zonnepaneel (of zonnepanelen) levert stroom zodra deze in
aanraking komt met licht. De hoeveelheid stroom is recht evenredig met de hoeveelheid licht dat op
het zonnepaneel valt. Een zonnepaneel levert echter vrijwel direct de maximale klemspanning (open
spanning) - ook bij een lage hoeveelheid licht. Het is dus raadzaam om de zonnepanelen af te
schermen van licht gedurende de hele installatie. Raak de ongeïsoleerde uiteinden van de kabel niet
aan, gebruik geïsoleerd gereedschap en zorg dat de kabel voldoende diameter heeft (mm
maximale hoeveelheid stroom afkomstig van het zonnepaneel (of de zonnepanelen) veilig te kunnen
verwerken.
Ingang
temperatuur
Stap 1: Aansluiten temperatuursensor
Sluit de stekker van de temperatuursensor aan op de laadregelaar en plaats de sensor dichtbij de accu (of
plak deze vast op de accu).
Stap 2: Aansluiten verbruikers (optioneel)
Sluit kleine verbruikers (tot maximaal 20A of 30A) aan op de "LOAD" aansluiting (lamp symbool) van de
laadregelaar in juiste polariteit. Sluit nooit een omvormer (230V) aan op deze LOAD aansluiting.
Omvormers dienen direct aangesloten te worden op accu. Sluit de stroomkabels eerst aan op de
verbruikers en vervolgens op de laadregelaar.
Stap 3: Aansluiten accu
Sluit de accu met accukabels van de juiste diameter aan op de "BAT" aansluiting van de laadregelaar
(accu symbool). Wees extra alert op de polariteit; draai nooit de plus- (+) en minpool (-) om!
1) Als uw systeemspanning 12V is, zorg er dan voor dat de accu('s) voldoende is geladen en een spanning
heeft tussen 5V en 15,5V;
2) Bij een systeemspanning van 24V moet de accu(bank) een spanning hebben tussen 20V en 31V;
3) Bij een systeemspanning van 36V moet de accu(bank) een spanning hebben tussen 31V en 42V;
4) Bij een systeemspanning van 48V moet de accu(bank) een spanning hebben tussen 42V en 62V.
5) De systeemspanning wordt niet automatisch herkend wanneer de laadregelaar is ingesteld op een
lithium laadprogramma. Het programma is standaard ingesteld op een systeemspanning van 12V. Voor een
andere systeemspanning moeten de laat parameters handmatig worden ingesteld.
Wanneer alles op de juiste wijze is aangesloten gaat het LCD display werken.
Stap 4: Aansluiten zonnepanelen
Dek de zonnepanelen af tegen invallend zonlicht. Controleer nogmaals of de stroom uit de zonnepanelen
de maximale stroom van de laadregelaar niet overschrijdt (bekijk hiervoor de technische gegevens van
het zonnepaneel en de te gebruiken laadregelaar). Sluit de kabels van de zonnepanelen in de juiste
polariteit aan op de "PV" aansluiting van de laadregelaar (zonnepaneel symbool).
Stap 5: Controleer de aansluitingen
Controleer of de kabels op alle terminals voldoende vast zijn aangedraaid. Controleer of de laadregelaar
voldoende ventilatieruimte heeft (minimaal 15cm rondom).
sensor
①
⑦
⑧
RS485
communicatie
poort
②
④
③
⑥
⑤
) om de
2
10